De essentie nu: wat heb ik daar eigenlijk gezien? De films werden verdeeld over 3 thema’s. Het filmjaar 1960 stond centraal, films die dat jaar gemaakt werden, van over de hele wereld. Het tweede thema draaide om ‘emigrés’, Europese cineasten die de overstap maakten naar Hollywood (in de eerste helft van de 20e eeuw). Het derde thema behandelde de nieuwe Koreaanse cinema. In de reeks kon je ook een aantal recente films bekijken.
Een overzichtje:
1960: (David Bordwell)
*The Apartment (Billy Wilder, USA): een Hollywoodklassieker die nog niets aan kracht verloren heeft. Scenariogewijs een topper, met energiek acteerwerk van de onovertrefbare Jack Lemmon.
*The World of Apu (Satyajit Roy, India): het leven en lijden van een jonge Indiër, een tragisch relaas dat destijds als een echt meesterwerk beschouwd werd. Nu toch iets minder treffend, maar best onderhoudend.
*Black Sunday (= La Maschera del demonio, Mario Bava, USA): Werkelijk abominabele horrorfilm over tot leven gewekte heksen, zich in typische mysterieuze kastelen en akelige bossen afspelend. Hoofdactrice Barbara Steele had blijkbaar ook nog nooit van een tandarts gehoord.
*Le Petit Soldat (Jean-Luc Godard, Frankrijk): moeilijk verteerbaar intellectueel gedoe waarbij het ergerlijke spelen met de geluidsband en de bizarre beeldvoering ‘de politieke en morele twijfels van het hoofdpersonage symboliseren’. Had niet gehoeven.
*Late Autumn (Yasuyiro Ozu, Japan): stijlvol en onderhoudend familiedrama met bewonderenswaardige beeldovergangen.
*The Leech Woman (Edward Dein, USA): lachwekkende, Jommekesachtige horrorpoging over een dokter op zoek naar een verjongingsmiddel. Barslecht.
*The Bad Sleep Well (Akira Kurosawa, Japan): Grandioos drama met een meeslepende verhaallijn en indrukwekkende shots. Twee en een half uur steengoede cinema.
*The Fall of the House of Usher (Roger Corman, USA): Irriterende horrorshit, ondanks de aanwezigheid van de legendarische Vincent Price een slaapverwekkend onding.
*Lola (Jaques Demy, Frankrijk): mooie mozaïekfilm vol interessante details en fijne links tussen tal van personages. Zeer genietbare kost.
*Kapo (Gillo Pontecorvo, Italië): indringende Holocaustfilm met een wat apart uitgangspunt dat veel stof tot discussie opleverde.¨
* 13 Ghosts (William Castle, USA): met een 3D-brilletje kon je in bepaalde scènes de spoken zien die het de hoofdrolspelers lastig maken. Op deze gimmick na, valt er echter weinig pret te beleven aan deze gedateerde en slordig afgehaspelde nonsens.
*Die 1000 Augen des Dr. Mabuse (Fritz Lang, Duitsland): interessante, onderhoudende thriller met enkele fijne plotwendingen. Mijn eerste Fritz Lang-film!
*Peeping Tom (Michael Powell, GB): knappe psychologische thriller die ik vooral fascinerend vond omdat er overeenkomsten vast te stellen vallen met het grandioze The Truman Show. Kijken en bekeken worden, het blijft in deze multimediatijden een relevant onderwerp. De spanning wordt op slimme wijze visueel opgedreven, waardoor dit nog een vrij sterke film kan genoemd worden.
Emigrés: (Muriel Andrin, Steven Jacobs, Tom Paulus, Kevin Brownlow)
*The Cat and the Canary (Paul Leni, 1927, USA, stomme film): verrassend entertainende thriller met aardig uitgewerkte personages en een al bij al coherente vertelling. Aangenaam filmpje!
*The Kiss (Jaques Feyder, 1929, USA, stomme film): Sterke thriller die nergens verveelt en vooral een uitstekende Greta Garbo laat zien.
*The Southerner (Jean Renoir, 1945, USA): best aardig, hoewel het grootste deel van het publiek weing zag in de belevenissen van een boerenfamilie in Californië. Vertelstijl en personages zijn wat oppervlakkig en naïef, maar toch blijft dit een leuk niemendalletje.
*Criss Cross (Robert Siodmak, 1949, USA): bevredigende, wat routineuze film noir met een vrij goed uitgewerkte plot.
*It happened tomorrow (René Clair, 1944, USA): een leuke plot – journalist krijgt de krant van de volgende dag en weet zo al het nieuws vooraf – wordt wat onbevredigend en ietwat rommelig uitgewerkt. Middelmatig.
*The Reckless Moment (Max Ophüls, 1949): best oké, deze thriller met sterke hoofdpersonages en enkele mooie cameravoeringen. Werd in 2001 hermaakt als The Deep End.
*Das Wachsfigurenkabinett (Paul Leni, 1924, Duitsland, stomme film): vermoeiende en al te simpele klassieker. Strontvervelend.
*Crainquebille (Jaques Feyder, 1922, stomme film): voor die tijd nog best aardige tragedie met enkele experimentele shots.
*La Fille de l’eau (Jean Renoir, 1924, Frankrijk, stomme film): wat langdradig en niet altijd even helder verteld drama waarin ook weer enkele special effects zitten.
*Menschen am Sonntag (Robert Siodmak, 1930, Duitsland, stomme film): Mooie, atmosferische observatie van een handvol mensen op een zomerse zondag in Berlijn.
*Le Million (René Clair, 1931, Frankrijk): bij momenten verrukkelijke komedie vol achtervolgingen en misverstanden, lekker veel chaos en dolle personages die een zoektoch inzetten naar een winnend lotterijbiljet.
*Komedie om Geld (Max Ophüls, 1936, Nederland): Toch wel gedateerd en hier en daar al te simplistisch, hoewel origineel ingekaderd.
*The Wind (Victor Sjöström, 1928, USA, stomme film): Sterk, realistisch drama met overtuigend acteerwerk van o.a. Lilian Gish.
*Körkarlen (= The Phantom Carriage, Victor Sjöström, Zweden, stomme film): voor die tijd knappe visuele effecten en vernuftige flashbacks, in een tragisch maar toch ook wel wat saai drama.
*The Beast with Five Fingers (Robert Florey, 1946, USA): de zoveelste B-horror, met alweer bordkartonnen kasteeldecors en een heel erg onnozel verhaal. Wel een leuke kennismaking met horrorlegende Peter Lorre.
*The Black Cat (Edgar G. Ulmer, 1934, USA): buiten het feit dat twee sterren uit die tijd tegenover elkaar komen te staan – Bela Lugosi en Boris Karloff – heeft deze knullige en ridicule prul niets te bieden.
Nieuwe Koreaanse cinema: (Chistophe Verbiest)
*Hanyo (= The Housemaid, Kim Ki-Young, 1960): zeer bizarre, soms spannende, soms afstotende thriller.
*The Isle (= Seom, Kim Ki-Duk, 2000): mooie, magisch-realistisch psychologisch drama vol prachtige maar ook gruwelijke beelden. Even poëtisch als schokkend.
*Old Boy (Park Chan-Wook, 2003): magistrale wraakfilm barstenvol schitterende scènes, stilistisch geweld en meeslepende wendingen. Een grandioze film. Bizar genoeg had ik deze film al eerder gezien zonder dat ik me ook nog maar één scène herinnerde. Dat vind ik des te opmerkelijker omdat ik dit nu echt wel een geweldige film bleek te vinden. Het geheugen is een raar ding.
*The Host (Bong Joon-ho, 2007): Indrukwekkende monsterfilm die in essentie, zo leerden we, eigenlijk een melodrama is. Hollywoodkost op zijn Koreaans, zou je kunnen zeggen (dit is de meest succesvolle Zuid-Koreaanse film), maar met zoveel vernuft, stijl en intelligentie gemaakt dat een Amerikaanse remake nooit hetzelfde niveau zou kunnen evenaren. Schitterend. Had ik ook al eerder gezien en opnieuw heel erg van genoten.
*Camel(s) (Park Ki-young, 2002): voor de liefhebbers. Een zwart-witfilm waarin twee personages de hele tijd converseren, grotendeels oppervlakkige praat, en de kijker het moet stellen met minutenlange shots van pakweg een lavabo of sushischaaltje. Vraagt van de kijker een grote inspanning en bereidheid.
Ik sloeg enkel 4 avant-gardistische kortfilms over, dus dat was 52 uur filmkijken.
Voor cijfervreters, hier nog wat statistieken:
Sinds 1993 hou ik nauwgezet statistieken bij (destijds ook met terugwerkende kracht opgesteld). Ik zag tot op dit moment 2730 films (3134 als ik ook de films meetel die ik meer dan eens zag). 995 daarvan zag ik in de bioscoop (oei, daar duizel ik zelf wel even van). Bijna 500 ervan, ofte iets van een 18%, is niet-engelstalig. Dat cijfer blijft trouwens alsmaar stijgen. Bijna 1/5 van die niet-engelstalige films is Frans. Wat Belgische films betreft, staat de teller op 80.
De oudste film die ik zag, dateert uit 1921. Het meest films zag ik uit het jaar 2005 (184). Uit het boek 1001 Movies You Must See Before You Die, heb ik 270 films gezien.
De acteurs die ik het meest aan het werk zag zijn al jaren en jaren dezelfde: Robert De Niro (40 films) en Meryl Streep (37 films). Het zijn niet zozeer mijn favoriete acteurs, maar ze hebben gewoonweg al heel veel films gemaakt. In hun kielzog verandert er af en toe wel eens wat: momenteel zijn Anthony Hopkins, Dustin Hoffman en Nicolas Cage de opvolgers met 31 films en Michael Caine, Johnny Depp, Julia Roberts en Philip Seymour Hoffman met 30 films. Steven Spielberg en Woody Allen voeren de regisseurslijsten aan, eveneens simpelweg omdat ze zoveel films maken.
181 van die 2730 films beschouw ik als echt zéér goed of grandioos. En nu op naar de 3000!