Gezien ik de laatste vijf jaar telkens het filmfestival van Gent afsloot met een terugblik-blogstukje (wat een tongbreker, serieus zeg), vond ik dat ik me daar ook dit jaar maar even aan moest houden. Nochtans vermoed ik minder indringende herinneringen te zullen hebben dan voorgaande jaren, maar ik lees zelf altijd wel graag eens terug hoe het er aan toe ging dus hier gaan we:
Ik zag dit festival 35 films. Dat is geen record maar wel meer dan de laatste jaren. Dat komt enerzijds omdat mijn programma net iets voller zat. Ik koos dit keer geen vrije dag, maar dat was eerder toeval. Ik heb al lang geleerd niet zomaar veel films te willen zien maar gewoon een interessant schema op te stellen. Zitten daar weinig gaten in, dan wordt dat hevig. Is het schema niet helemaal gevuld, dan kan dat voordelen hebben. Om maar te zeggen: ik streef er niet naar een zo vol mogelijk programma te hebben maar probeer wel elke dag minstens 2 films te zien.
Meest opvallend aan de programmatie vond ik de zwakke weekends. De voorstellingen op zaterdag en zondag zijn enorm succesvol, vaak zelfs uitverkocht en toch zetten de programmatoren niet eens zoveel, laat staan interessante films op die dagen. Zo was er een zondag waarop in de voormiddag simpelweg niets vertoond werd en in de namiddag het programma vooral uit klassiekers bestond. Terwijl je de filmliefhebber die nu eenmaal enkel in het weekend kan, toch meer plezier zou doen met nieuwe films.
Ik vond de openingsfilm, The Fifth Estate, opvallend zwak. Was dit een toegeving aan allerlei bevriende filmmakers (het is een Belgische co-productie)? Deze film werd duidelijk niet gekozen omwille van zijn cinemakwaliteiten. En dat terwijl je wel het fenomenale Gravity op je programma staan hebt.
Een tweede reden waarom ik meer films zag, was dat de festivalbar een enorme tegenvaller was. Doorheen de jaren is het festivalcafé een ankerpunt geworden, gekenmerkt door zijn wat wiebelende plankenvloeren, de occasionele tocht en vaak originele inrichting. Gezellig in groep of op je eentje en een ideale plek om af te spreken of iemand op te wachten.
Dit jaar was er geen plaats in de tent – daar moeten recepties gegeven worden om sponsors te bedanken of zo – en dus mocht de festivalganger uitwijken naar Bloomingdales, de bar onder Kinepolis die voor de gelegenheid Marty’s Bar werd genoemd. Gewoonlijk mijd ik dit ongezellige café, waar meestal het soort volk verpoost dat ik eerder associeer met een dancing in de provincie. Het was dus met enige tegenzin, maar ook optimisme, dat ik in gezelschap dit oord betrad.
Ik waande me al heel snel in Carré en daarmee bedoel ik geenszins het theater in Amsterdam. Het grootste deel van het publiek bestond me dunkt niet uit festivalgangers (wat mag hoor, maar waar zijn dan de festivalbezoekers allemaal heen?), wel uit opgetutte jongens en meisjes die kwamen partyen. Zithoekjes genoeg gelukkig voor de iets volwassener cinefiel die nog wat wou napraten, maar gezellig kon je die dan ook weer niet noemen want wie in de rust wou zitten, zat ook in de kou. Rust bleek overigens relatief want de volumeknop leek een eigen wil te hebben en wilde ons kost wat kost horendol maken.
Vriendelijk was men er dan weer wel, dat mag ook gezegd. Maar meer dan een keer of twee heb ik het niet opgebracht Marty’s Bar als afsluitpunt te kiezen. Het was ook wel zo dat ik mijn avonden vaker afsloot met een voorstelling in een andere bioscoop, waardoor ik dus toch niet in Kinepolis was, maar spijtig vond ik dat alleszins niet. Mijn nachtrust heeft daar de voordelen van ondervonden.
Er was dus iets minder cinefiele cohesie, al ben ik al mijn filmvrienden vaak genoeg tegengekomen om me deel van een gemeenschap te voelen. Het heeft ook wel iets, al die individuele schema’s die elkaar dan telkens toevallig kruisen, of net niet. En allemaal vertellen we wat we zagen en geven we tips of afraders.
Want de essentie bestond uit het kijken naar films natuurlijk. Ik genoot met volle teugen, ook al combineer ik dit ieder jaar natuurlijk met een voltijdse en veeleisende job. Maar twaalf dagen na elkaar filmkijken, het brengt je toch enigszins in een roes, een soort tweede bewustzijn dan enkel uit fictie bestaat, uit levens van personages en figuren. Echt heerlijk.
22 van de 35 films waren Amerikaans en dat is niet van mijn gewoonte. Maar blijkbaar wisten die zeker dit jaar mijn nieuwsgierigheid het meest te prikkelen. Daarnaast zag ik 4 Franse, 2 Poolse, 1 Spaanse, 1 Indische, 1 Belgische, 1 Britse, 1 Ierse en 1 Japanse film. Voor het eerst zag ik ook een film uit Kazachstan.
Geen Scandinavische producties dus, dat moet zowat voor het eerst zijn. Er stonden er dan ook amper op het programma. Ik vond ook opvallend veel films goed. Twee bevielen met echt niet (Much ado About Nothing en Carrie) en 4 vond ik matig. Alle andere wist ik in min of meerdere mate te appreciëren, waardoor ik hier dus maar geen lijstje publiceer. Een aantal van de films recenseerde ik hier en daar kan je al wat mee.
Kenmerkend voor deze festivaleditie was de komst van Joseph Gordon-Levitt. Een fijne acteur, maar ik streef er nooit naar bekende gasten in mijn programma te passen. Het was echter puur toeval dat ik even vrij had en ter plekke was toen de acteur uit 3rd Rock from the Sun, Looper, Inception, Premium Rush, The Dark Knight Rises, 50/50, Lincoln en Don Jon aankwam. Ik heb me dus volkomen laten meeslepen in een (beperkte) hysterie en stond breed glimlachend te fotograferen toen hij de rode loper betrad. Hollywoodsterren zie je nu eenmaal niet elke dag en het was al sinds deze dame geleden dat ik nog een steracteur van dichtbij gezien heb.
De slaap is intussen ingehaald, de films gerecenseerd, de lijstjes aangevuld en mijn rapporten geschreven. Ik heb het Filmfest (in tegenstelling tot vorig jaar) met veel energie uitgezeten en binnen een paar weken kijk ik zeker en vast alweer uit naar de 41 editie.
terugblik 2012 – terugblik 2011 – terugblik 2010 – terugblik 2009