Parkeren moet je niet leren

15 07 2013

Het is wachten op mijn eerste GAS-boete vooraleer ik eens een gepekelde mening zal hebben over de politie in ons land. Ik heb in mijn bestaan slechts een minimum aan contact gehad met onze gezagvoerders, waardoor ik dus een vrij positieve kijk heb op de verhouding tussen politie en burger in ons land.

Ik woon echter al jaren aan een druk kruispunt, waar ik zo nu en dan getuige ben van een tussenkomst van de politie. En daarbij valt me steevast één iets op, dat ik eigenlijk bijzonder storend vind: een agent doet niet aan parkeren.

Wanneer zich op straat iets voordoet dat de tussenkomst van de politie vereist, willen politie (en andere hulpdiensten) natuurlijk geen tijd verliezen. Ze rijden tot bij de feiten en stappen uit, waar hun voertuig dan ook belandt. Aannemelijk. Alleen heb ik hier nog nooit een overval of moordpoging gezien dat die tijdswinst verantwoordde. In de meeste gevallen gaat het op mijn plein over verkeersproblemen, een ongeluk of een occasionele boelzoeker.

DSCN3487DSC_1380Na een tijdje zijn dan een wagen of drie en een agent of tien verzameld om zo een gebeurtenis, waarbij die dienstvoertuigen dus steevast het overige verkeer hinderen – waaronder altijd minstens een lijnbus of drie. De meeste  van deze agenten zijn niet eens nodig op deze plaats en weigeren blijkbaar ook de moeite te doen hun auto te verplaatsen. Ze zien de files aangroeien, de overstekende voetgangers risico’s nemen en de bus- en vrachtwagenchauffeurs zware inspanningen doen om toch maar langs te kunnen, maar een koppige houding die volgens mij alleen maar op een diepgewortelde arrogantie kan wijzen, doet elke agent ter plekke zijn hulpvaardigheid en logisch redeneren verliezen. Ik vind dat dat indruist tegen het principe dat de politie er is om ons te helpen.

Misschien eens aan een overlastsanctiesysteem denken of zo…





De lont is Uyt

11 02 2013

De Kruitfabriek blijft voor mij een programma met veel potentieel en regelmatig genoeg een sterk moment om de volgende dag terug te willen kijken, zelfs nu het programma op een veel minder geschikt tijdstip wordt uitgezonden. Maar vandaag viel nog maar eens op dat Mark Uytterhoeven op zijn eentje het programma meteen naar een volwaardig niveau verheft, wat Tom Lenaerts vooralsnog geenszins gelukt is.

Vandaag koppelde Uytterhoeven sport en poëzie moeiteloos aan elkaar, voorzag hij het gesprek van een ongelooflijke dynamiek,  betrok hij elke gast moeiteloos bij elk onderwerp, kortom: de boel draaide en de kijker verveelde zich geen moment.

Het moet hard zijn voor de makers van dit programma, dat hun inspanningen slechts een povere opbrengst kennen. Die voortdurende bijsturing zal het programma ten goede blijven komen, maar durft niemand het aan de vinger op de wonde te leggen en maar gewoon te zeggen dat Tom Lenaerts de lont gewoonweg niet aan het branden krijgt? Uytterhoeven is en blijft een enorm getalenteerd televisiemaker en zijn kruit is nog lang niet verschoten.





Hoerdegelijk

26 12 2012

Striptekenaar Merho reageerde in De Zevende Dag onlangs een beetje verbaasd. Zijn stripreeks De Kiekeboes is helemaal geen kinderstrip! Hij vond het dan ook verdedigbaar dat hij nu en dan iets controversiëler te werk ging. Zo loopt er al geruime tijd een vriendin van Fanny rond die als hoertje werkzaam is, en verschijnt er een pedofiele bisschop in het nieuwe album Schijnheilig Bloed.

Nu zou er dan toch eens iemand aan al die kinderen en ouders moeten vertellen dat De Kiekeboes dus eigenlijk niet voor de jongsten bestemd is. Ik heb mijn hele verzameling Kiekeboes enkele jaren geleden naar mijn klaslokaal verhuisd en ik heb de indruk dat die daardoor perfect zijn doelgroep bereikt: 11- en 12-jarigen. Iedereen die zelf al eens een Kiekeboestrip gelezen heeft, kan toch alleen maar beamen dat dit een kinderstrip is? Mijn leerlingen zijn er alleszins verzot op.

Ik had echter al een tijdje bedenkingen. Ik heb geen zin om mijn leerlingen wekelijks wel eens te moeten uitleggen wat een prostituee is. Ik vind ook niet dat ze nodig een strip over een pedofiele pastoor moeten lezen. Ik stoor me heel conservatief aan de groeiende seksuele verwijzingen in de Kiekeboes. Niet dat voor mij alles de braafheid van Jommeke moet nastreven, maar Merho lijkt me toch over genoeg creativiteit en inspiratie te beschikken om dit soms platte gedoe te kunnen vermijden. Ik zeg niet dat kinderen buiten bereik van die thema’s moeten blijven, wel dat een strip daar niet de juiste context voor is. Prostitutie moet je toch niet gaan voorstellen als iets avontuurlijk of spannend? Of is dat ouderwets van mij?

Ik hoorde Merho ook verklaren dat hij het tekenwerk zo stilaan aan anderen overlaat. Bij deze moet ik hem dan toch vragen om nog kritischer mee te kijken over de schouders van zijn opvolgers. Kijkt u even mee naar enkele plaatjes uit het album Een dagje Dédé – een heel flauw achtervolgingsavontuur trouwens.

kiekeboe

Op dit plaatje is er duidelijk iets mis met de beweging van Kiekeboe. Men moet al vreemde sprongen maken om zich op deze manier voort te bewegen.

kiekeboe2

Buurman Van der Neffe heeft hier een ietwat vreemd gezicht. Misschien getekend door een tekenaar die de vaste personages nog niet in de hand heeft.

kiekeboe3

Met dit plaatje is niet echt iets verkeerd. De agent rechts staat er wat onnatuurlijk bij, maar soit. Wie echter vertrouwd is met de typische gezichten van Merho, zal merken dat deze agent misschien wel door iemand anders is getekend. Dat hoeft geen probleem te zijn, maar ook verder in het album merk je heel wat achtergrondfiguren op die wat uit de toon vallen. Ze zijn, in tegenstelling tot figuren die door Merho getekend zijn, te vaag en te onopvallend en hebben minder expressieve gezichten. De commissaris heeft trouwens op de andere plaatjes een afgeronde neus in plaats van een scherpe.

kiekeboe4

Merho beslist al een tijd geleden dat de Kiekeboes elk album andere kleren zouden dragen. Deze outfit van Fanny brengt ons naadloos terug bij die prostituee, maar dit terzijde. Ook hier zien we minder geslaagde gezichtsuitdrukkingen bij Fanny en Konstantinopel en een wat amateuristisch afgebeelde saxofonist. Ook Fanny’s rechterhand lijkt slordig getekend.

kiekeboe5

Ook deze groep begrafenisgangers mist een corrigerende hand. Ik heb bij diverse plaatjes hetzelfde gevoel als bij mijn eigen tekeningen: net niet goed genoeg, en te nadrukkelijk het werk van iemand die er niet voor opgeleid is.

Ik lig nu wel niet wakker van deze Kiekeboeperikelen, hoor. Maar anderzijds moet men bij Standaard Uitgeverij nu toch ook weer niet verwachten dat dit soort slordigheden geaccepteerd wordt. Tijdsdruk? Gebrek aan goeie tekenaars? Wat dan ook, het is geen excuus om lezers producten van mindere kwaliteit aan te bieden.

(en ja, ik heb tijd teveel) :-)





#helemaalmee

30 11 2012

De paus gaat twitteren en facebooken. De media vinden dat hij dus ‘helemaal mee’ is met de moderne communicatie.

Mee? Sorry, maar die trein is lang geleden vertrokken. Zoals de hele katholieke kerk is hij dus gewoon hopeloos achter.

En wat is er trouwens mis met zo’n ouderwetse blog? :-)





Daar wou ik niet van

25 10 2012

Op mijn computer trof ik onlangs een lezersbrief aan die ik naar Humo stuurde, in mei 2001, toen ik nog tomeloos bralde. De brief werd ook gepubliceerd. Ik stel vast dat ik na al die jaren best nog achter de boodschap sta. Al zou ik nu trachten aanzienlijk minder uitroeptekens te gebruiken.

Dat de laatste jaren geen mens op televisie nog moeite doet om nog correct , of nog maar simpelweg Nederlands te spreken, is iets waar ik me allang aan erger.  Jan met de pet moet ondertiteld worden, en presentatoren verwarren spontaniteit met dialect spreken.  En het moet vooral allemaal heel simpel.  Geen zinnen van meer dan 12-13 woorden in het VTM-nieuws en liedjesteksten à la K3, op het taalniveau van een 2-jarige.  Mijn ergernis kende een nieuw hoogtepunt tijdens het bekijken van ‘De Zevende Dag’, op zondag 13 mei.  Wanneer VU-ondervoorzitter Geert Lambert antwoordt op een vraag met ‘Daar heb ik geen affiniteit mee’, roept hij ergernis op bij Sigfried Bracke.  Die corrigeert hem als volgt:  ‘De gewone mens zegt ‘Daar wil ik niet van!’, en Meneer Lambert herhaalt gedwee.  Ja, sinds Meneer Bracke de ‘Wablieft’-prijs voor helder taalgebruik ontving, voert hij nog heviger strijd met de ‘moeilijke woorden’ van vele politici.  Nochtans, Meneer Bracke, vraag ik me af wat er mis was met het antwoord van Meneer Lambert.  Ik ben vrij zeker dat  vele ‘gewone mensen’, en zeker de Zevende Dag-fans hem  begrepen hebben!  En wie niet begrijpt wat ‘affiniteit’ betekent, moet maar wat meer moeite  doen! Televisie mag nog leerzaam zijn, hoor!  Ik acht mezelf absoluut geen intellectueel of zo, en maak zeker ook deel uit ‘van het gewone volk’, maar ik heb totaal geen moeite met dit soort woorden.  Integendeel!  Ik meen dat je alleen maar je eigen woordenschat kunt uitbreiden door af en toe eens een woord op te vangen dat niet tot ons dagelijks taaltje behoort.  Ik begrijp dan ook niet waarom u het allemaal zo graag simpel houdt!  Hoe beperkter het woordaanbod in de media, hoe simpeler het publiek wordt!  Ik ben nu 23 jaar en mijn taalpassie werd juist gestimuleerd door vaak geconfronteerd te worden met wat ‘moeilijkere woorden’.  Leest u bv. het HUMO-interview met Fred Brouwes en Geert Van Istendael bv. maar eens (HUMO nr3166)!  De welbespraaktheid van die twee heren is uitermate genietbaar!  Van uw kleutertaal krijg ik de kriebels!  Televisie is al oppervlakkig genoeg de laatste jaren!  Verlaag uzelf toch niet tot een niveau dat een goed journalist als u onwaardig is!  En mag ik trouwens opmerken dat ‘Daar wil ik niet van’ ook niet echt helder taalgebruik te noemen valt?

 Sven De Schutter

14-05-2001





Meneer De Schutter voor u

2 08 2012

In het ING-kantoor waar ik zo nu en dan eens moet zijn, heeft men de loketten verwijderd. Nu doe je je praatje aan een balie, waar steevast een oudere, vaak zwaarlijvige man belangrijk zit te lijken naast een poppemieke dat net iets te vaak moet gecorrigeerd worden bij het geven van uitleg. Samen vormen ze het soort duo waarbij je ongewenste intimiteiten voorstelt die door het slachtoffer gedoogd worden omdat het haar carrière goed uitkomt.

Met dit interieurconcept gaan ook nieuwe klantbenaderingen gepaard. Men heeft blijkbaar ergens beslist dat klanten nu met de voornaam worden aangesproken. Vanaf het moment dat de man aan de balie mijn bankkaart in handen heeft, scannen zijn ogen razendsnel mijn kaart, waarop hij mij meteen aanspreekt alsof hij me kent.

Ik zou daar in theorie eigenlijk geen punt van maken, maar toen het me vandaag overkwam, stelde ik meteen vast dat dit niet klopte. Er ging een klein signaal af in mijn hersens bij het horen van mijn voornaam uit de mond van een onbekende. Bovendien ben ik een klant. Ik vind het dan beleefder formeel aangesproken te worden. Afstandelijkheid en discretie zijn geschikte eigenschappen voor een bankbediende, die je je bij een normale gang van zaken na tien minuten al niet meer herinnert.

Daar komt bij dat ik de man zelf ook niet ken, of althans zijn voornaam niet weet. Hij draagt geen naamplaatje dus ik kan hem niet op dezelfde manier aanspreken. Mocht ik die naam toch weten, ik zou een zekere schroom voelen om zomaar ‘Dirk’ of ‘Jean’ te gebruiken. Het was overigens een duidelijke Dirk, vond ik.

Eén of ander marketingbureau dat de klantenservice van ING gehercreëerd heeft, heeft wellicht bedacht dat dat stijl van nu is. Er is geen barrière meer tussen klant en bediende, letterlijk noch figuurlijk. Voornamen zijn in. Frank en Sabine zijn al jaren niet meer dan dat op één. Men is approachable, zo klinkt het wellicht in marketingmiddens. Of niet, weet ik veel.

Ik slik het  niet. Zou ik het durven, volgende keer gewoon te opperen dat ik ‘meneer’ verkies boven ‘Sven’? Of is dat aanmatigend? Maar is ING dat nu dan eigenlijk ook niet?

Bij ING voelt elke klant zich persoonlijk aangesproken.





Enkele reis Afghanistan

9 07 2012

Het vliegtuig is vertrokken. Ik had niet verwacht zo geschokt te zijn bij het lezen van de on line krantenkoppen deze ochtend. Gisteren groeide de Faceboekgroep ‘People for Parwais‘ razendsnel aan, een ultieme, radeloze poging om op te komen voor de Afghaanse vluchteling Parwais Sangari. Dan rest de stille verwachting dat er vandaag wel nog iets zal gebeuren. Vlucht afgelast. Maggie De Block gezwicht. Sangari die het te bont maakt en niet aan boord mag. Maar zelfs dat zit er allemaal niet meer in. Binnen enkele uren landt de 20-jarige, wellicht erg bange, Sangari alweer in eigen land.

Eigen land? Ik vind dat hij het recht heeft België zijn eigen land te noemen. En niet eens omdat hij al dan niet Nederlands spreekt. Niet omdat hij goed of slecht geïntegreerd is. Niet omdat hij hier een familie en vrienden heeft. Zelfs niet omdat veel gespuis wél een verblijfsvergunning weet te krijgen. Enkel en alleen omdat nu toch wel duidelijk is geworden dat zijn leven er in gevaar is.

Wat weten wij ervan? Ik ben nog nooit in Afghanistan geweest. Maar ik vind de feiten geloofwaardig. Bij ons op school zit ook een gezin dat gevlucht is uit Afghanistan. Het zijn lieve mensen met hardwerkende kinderen, maar zelfs dat is helemaal niet van  belang. Ze hebben alleen elkaar nog. De rest van de familie is vermoord of vermist, net zoals dat het geval is bij Parwais Sangari. Ze getuigen daar nu en dan over, nog steeds getraumatiseerd. Wij kunnen ons dat niet eens inbeelden. Veel  mensen oordelen instinctief  met dwaze argumenten, maar niemand heeft voldoende empathische vermogens om te weten hoe dit moet voelen voor Sangari en mensen in gelijkaardige situaties. Wij klagen liever over het weer aan de kust.

Het Belgisch asielbeleid is een lachertje. Omdat mensen veel te lang moeten wachten vooraleer ze te horen krijgen of ze mogen blijven, in de eerste plaats – want verder ben ik eigenlijk niet vertrouwd met de inhoud van het beleid. Er wordt staatssecretaris De Block willekeur verweten. Dat kan ik niet beoordelen. Ik vind dat enkel en alleen het feit dat iemand in zijn land ernstig kans loopt om vermoord te worden, voldoende hoort door te wegen om die persoon een toekomst te geven in België. Wat nu gebeurt, is echt onmenselijk. Sangari is geen dossier, geen geval, maar een echt, levend persoon.

In dit (treffende) interview geeft Sangari aan niet te zullen blijven. Ik ben blij dat hij zijn lot niet aanvaardt, maar een voornemen alleen is misschien onvoldoende en de dreiging is wellicht iedere minuut reëel. In een film zou het een thriller zijn, nu is het een misselijkmakende, realistische nachtmerrie.





OnBelangrijk

20 05 2012

Het is me niet bekend of er een Vlaamse gemeente bestaat waar Vlaams Belang een rol van, euh, belang speelt. Dat was zeker niet het geval in het landelijke Haaltert. Daar had trouwens geen enkele partij enige betekenis.

Alleszins kon ik me moeilijk voorstellen dat Vlaams Belangers op lokaal niveau ook maar ergens op  het  bestuur konden wegen, gezien ik hen vooral associeer met een gebrek aan fatsoen en intelligentie. Zonder te willen veralgemenen, uiteraard.

Ik heb echter altijd verondersteld dat in die enkele grote steden die Vlaanderen rijk is, Vlaams Belang het stelt met wat degelijker volk. Iets meer breeddenkend, wat redelijker, enigszins bereid tot dialoog, …Tja, wat is dat, ‘degelijk’?  Enfin, het is me vooralsnog niet duidelijk hoe ik aan die perceptie kom, maar ik dacht te mogen veronderstellen dat Vlaams Belangers die in pakweg Gent mee beleid willen voeren, toch over net dat tikkeltje meer niveau beschikken om met de grote mensen mee te kunnen spelen. Ik waag het in deze veronderstelling even de gemeenteraadsleden van andere partijen enig niveau toe te dichten om mijn punt te maken (Zuster Monica even terzijde gelaten).

Maar ik moet mijn mening herzien. Ook op stedelijk niveau slaagt Vlaams Belang er niet in redelijk, volwassen, eerlijk campagne te voeren. Andere partijen misschien ook niet, maar dan bevinden we ons nu toch nog enkele niveaus lager,  Een dikke week geleden trof ik ter illustratie immers deze campagnefolder in mijn brievenbus aan:

De voorkant van dit postkaartje toont ons weinig idyllische taferelen in Gent. De achterkant beschrijft de fictieve avonturen van Bart & Els, die zich in Gent beslist niet geamuseerd hebben.

Ik heb lang niet zo’n weinig subtiele, eenzijdige en vooral kinderlijk onnozele manier gezien waarop een politieke partij kiezers tracht warm te maken voor zijn standpunten. De ongeïnspireerde tekst lijkt me zelfs voor kinderen geschreven te zijn – laaggeschoolden en ongeletterden zullen vatbaarder zijn voor lulkoek, zal de veronderstelling wellicht zijn – en is zo nadrukkelijk doorzichtig dat ik me vragen stel bij het intelligentieniveau van wie in Gent mee in het bestuur van Vlaams Belang zit. Als je oppervlakkig, manipulatief en zwakbegaafd bent, moet je dat dan per se in de verf willen zetten?

Misschien moet ik de komende dagen dat 10-puntenplan maar eens doornemen om dan maar meteen inhoudelijk ook zeker te zijn waarom ik niet op deze partij zal stemmen.





De triomf van de leeghoofdige kip (2)

16 04 2012

Het is intussen al vier jaar geleden dat ik dit stukje schreef, uit ergernis omdat zo veel vrouwelijke sidekicks zich wentelen in onnozelheid. Linde Merckpoel moest het ontgelden – dat was niet zo aardig van mij – en blijft met dat artikel ook nog steeds opduiken wanneer Googelaars haar naam intypen. Is er intussen enige verbetering zichtbaar?

Vanochtend stond mijn radio zo min of meer per ongeluk weer op Studio Brussel. Ik dacht dat even te verdragen en was benieuwd waarmee het olijke duo Thomas De Soete/Linde Merckpoel me wakker zou weten te krijgen. Dat bleek rond kwart voor zeven een rubriek te zijn die gewijd was aan het moppentalent van Linde.

Ik kan me geen onaangenamer begin van mijn nieuwe werkweek voorstellen, eerlijk gezegd. In enkele seconden schoot mijn bloeddruk omhoog, als gevolg van de zenuwslopende wijze waarop Merckpoel de grap ten berde bracht. Ik waande me een kleuter van 5 die door de juf werd toegesproken alsof ik 2 was. De geforceerd vrolijke, haast hysterische wijze waarop Merckpoel met schelle stem haar verhaaltje naar de hoofden van pas ontwakende luisteraars slingerde, was een ware marteling. Terwijl de nadrukkelijk gearticuleerde zinnen tegen mijn hoofd beukten, kon ik maar één ding bedenken: heeft Linde Merckpoel al een keer naar zichzelf geluisterd?

De radio als kweekvijver voor televisie-persoonlijkheden… ik blijf me afvragen wat iemand ooit in dit mens zag en hoop haar de komende vier jaar opnieuw ver buiten mijn gezichts- en vooral gehoorsveld te houden. Botte kritiek, ik weet het, maar het moest er even uit.

In aanverwante ergernis: ook An Lemmens ‘ naam viel destijds, toen het over kinderlijke presentators ging. Zij heeft het intussen helaas wel tot een echte tv-persoonlijkheid geschopt en dat blijf ik een groot mysterie vinden. Heeft nu werkelijk nog geen enkele tv-bons met een minimum aan kritische ingesteldheid eens vijf minuten naar Lemmens gekeken of geluisterd? Ik zie echt niet meer dan een babe die met alle moeite van de wereld de autocue tracht af te lezen, met een gigantisch gebrek aan naturel. Eens die voorbereide tekst wegvalt – bij een gesprekje met een kandidaat bijvoorbeeld – verdwaalt Lemmens al meteen in een bos van onnozele vragen en slaapverwekkende dooddoeners, alsof ze een bomma op de markt is. Lemmens presenteert niet, ze speelt dat ze presenteert. Haar mimiek heeft ze daarbij geenszins onder controle.

Nu kan je dat wel makkelijk als zure praat van een geërgerde kijker beschouwen, maar mijn essentie is: heeft An Lemmens ook maar eens van iemand enige instructie gehad? Is ze op wat voor wijze dan ook opgeleid om een programma te dragen? Televisiepersoonlijkheid noemen ze dat. Dat is dus synoniem voor poppemieke dat voorgekauwde praat uitkraamt. Zet daar iemand als Rani De Coninck of Francesca Vanthielen naast en je merkt het verschil meteen. De programma’s van deze dames kunnen me evenmin boeien, en de dwingende familiaire toon die op vtm gemeengoed is geworden tegenover allerlei kandidaten, is een zwak, maar verder kunnen deze dames zowat alles aan. Die hebben persoonlijkheid, al hoef ik ze daarom niet eens tof te vinden.

Er zijn ongetwijfeld nog tal van andere tv-kippen die dezelfde kritiek verdienen – Saartje Vandendriessche is zelfs een kip zonder kop – maar ik ambieer nu eenmaal geen alles beslaande thesis. Enkel een ouderwets stukje zagen.





Even melden

11 02 2012

Ga gerust kijken naar Tot Altijd, snotter wat mij betreft uw zakdoek vol en stel gerust dat het een aangrijpende film is, maar ik was niet echt enthousiast. Evenmin iemand van mijn 7-koppig gezelschap.

Lees hier mijn recensie.





Zwem u zot

19 09 2011

Ik was best onder de indruk van het nieuwe Gentse zwembad, dat deel uitmaakt van een ferm nieuw sportcomplex. Op Gentblogt leest u mijn verslag.

 





Zwangerschap: een ziekte en een handicap

4 09 2011

Ik ben het een beetje beu, al die trezekes en poppemiekes die hun zwangerschap, zelfs al is het nog maar een vage luchtophoping, aanwenden om het slachtoffer uit te hangen.

Goed, dat is de ongenuanceerde essentie. Nu even kaderen.

Enkele maanden geleden werkte ik als vrijwilliger mee aan de boekenverkoop van de Gentse bib. De taken werden beschreven en de medewerkers kregen de vrijheid om onder elkaar uit te maken wie wat zou doen. Een jongedame, het buikje amper gewelfd, protesteerde. Bepaalde taken kon zij niet uitvoeren want ze was zwanger. We hebben het hier over rechtstaand boeken sorteren. Niet over rodeorijden of bungeespringen.

In de trein mogen zwangere vrouwen in eerste klasse plaatsnemen. Vanaf wanneer zo’n zwangerschap als dusdanig zwaar beschouwd wordt dat een zitje in tweede klasse een marteling is, is onduidelijk. Dat vind ik niet erg, profiteer gerust van dit recht. Maar zit daar dan alsjeblieft niet met een loden ernst over dat buikje te wrijven alsof u ieder moment verwacht dat een echte eersteklassereiziger satansgewijs zijn klauwen in uw schoot plant en uw dierbare vrucht er uit rukt en door het raampje zwiert. U bent zwanger. Niet ziek.

Vandaag bracht ik een dame die deelnam aan de rommelmarkt op DOK op de hoogte dat het de bedoeling was de auto snel uit te laden, zodat die het terrein kon verlaten om plaats te maken voor andere wagens. ‘Dat zal niet gaan, ik ben zwanger en ik ga me dus niet opjagen, ‘ was het antwoord. Verontwaardigd ook nog, dat ze haar spullen van de auto tot de standplaats moest dragen. Haar zwangerschap was onder jurk en jas nog niet eens zichtbaar.

Ik wil gerust aannemen dat een zwangerschap wat doet met uw lichaam. Lig gerust plat als de dokter u dat voorschrijft. Klaag in de laatste weken gerust wat af. U hoeft me niet te overtuigen van de kwaaltjes en pijntjes die dat zwanger zijn met zich meebrengt. Maar vanaf dag één? En als u dan wél vindt dat dat ongeboren kind u hindert in uw doen en laten, blijf dan thuis en neem dan maar niet deel aan allerlei activiteiten waarvan u verwacht dat de organisatie en andere deelnemers zich moeten aanpassen aan uw zwangerschap.

Eeuwen en eeuwen hebben vrouwen kinderen gedragen, onder onmenselijke omstandigheden soms. Voor verworven rechten is flink gestreden. Maar intussen hebt u alles wat u nodig hebt, me dunkt, om zalig zwanger te zijn. Ik leef graag met mee met uw geluk, maar niet met uw zelfgecreëerde slachtofferschap.





Code gekraakt

10 03 2011

De vtm-serie Code 37 is al sinds zijn eerste aflevering op applaus onthaald in kringen van mensen die menen iets van tv te weten. Dat het niveau een stuk hoger ligt dan pakweg De Rodenburgs of Zone Stad, lijkt me nog geen reden om gewag te maken van een vernieuwende serie. Niet dat u voor mijn part niet mag genieten van deze politiereeks. Maar laat ons alsjeblieft ophouden met dit van begin tot eind geforceerde gedoe de hemel in te prijzen.

Onwaarschijnlijker en onrealistischer uitgebeeld politiewerk hebben we de laatste jaren niet mogen aanschouwen. Natuurlijk mag fictie gerust de grenzen van het geloofwaardige aftasten, maar Code 37 doet zo hard zijn best authentiek over te komen, dat het haast lachwekkend wordt. Die opzettelijk grauwe en lelijke sets, dat in de verf gezette haantjesgedrag, die platte praat en vooral die gulzig in beeld gebrachte onderkant van de samenleving … dit is de macho onder de tv-reeksen, het equivalent van een vent in onderlijfje met een bierblikje in de handen en muisklik van een pornosite verwijderd. Dit staat mijlenver van de werkelijkheid.

Het uitgangspunt is dat de thematiek – het speurwerk van de zedensectie – het visuele moet aanvullen. Seksuele delinquentie komt het meest tot zijn recht binnen een al even goor kader, zoiets. Het verklaart geenszins de afgetakelde decors, die enkel en alleen de foute en povere fantasie van de makers moeten illustreren.  Waar in Vlaanderen vind je nog een politiedienst die in zulke miserabele omstandigheden gehuisvest is?

Die lamlendige verbeelding tref je ook aan in de verdere uitwerking van de scenario’s. Iedere seksuele aberratie kwam al een keer aan bod en de makers zoemen met genoegen in op geweld en pervers gedrag. Hoe vettiger, hoe meer de kijker denkt naar een gedurfde serie te kijken. Met scheve shots enzo. Voor mij hoeft het nochtans niet, dat gulzig in beeld brengen van de wijze waarop Janine Bisschops haar thuisverpleger een handje toesteekt, zoals vorige week het geval was. In een vorig seizoen herinner ik me ook amechtige pogingen om de opnames van een pornofilm te ensceneren. Het was allemaal eerder lachwekkend. De goedkope psychologie die weinig subtiel onder iedere aflevering schuilgaat, is zelfs hilarisch. Zo kon onlangs iemand enkel tot een hoogtepunt komen als er rozen in de kamer stonden. Jaja, echt geresearchd en zo.

Want dat is uiteindelijk mijn essentie: dit is op alle vlakken een gemakzuchtige productie, gemaakt door mensen die veel te weinig kennis hebben van goede televisie en daardoor zelfs ongewild de spot drijven met de kijker. Want ofwel hebben ze zelf geen enkel besef van wat er fout, ongeïnspireerd en herkauwd is aan Code 37, ofwel zijn ze zich daar wel van bewust maar denken ze dat wij daar als kijker daar toch zullen intrappen. En dat doen we ook. Nochtans is De Ronde het verpletterende bewijs dat het grote publiek wél klaar is voor drama dat zich niet van honderden clichés bedient.

En dan is er nog Veerle Baetens. Laat ik het u gezegd hebben: deze dame is de banaliteit zelve. Laat zelfs Felix Van Groeningen haar de hoofdrol in zijn nieuwe film aangeboden hebben, ik vind haar acteerwerk niet om aan te zien. Deze grijze muis bij uitstek mist ieder greintje eigenheid of persoonlijkheid. Iedere rol vertolkt ze op dezelfde manier. Door vooral veel te grimassen. De lieveling van de Vlaamse tv-kijker gebruikt haar statuut als excuus om voor geen enkele rol nog een noemenswaardige inspanning te doen.

Waar ze weliswaar zelf niets kan aan doen, en zelfs de styliste  van de serie niet, is het feit dat hoofdpersonage Hannah Maes er bij loopt als een gedesoriënteerde voil jeanet op carnavaldinsdag, met dank aan een outfit samengesteld uit Wibra-afdankertjes die al jaren in een marginaal depot lagen te stinken. Het kapsel van een goedkope hoer doet de rest. Nochtans is hier over nagedacht: is dit immers geen onbewuste uiting van  haar rebelse karakter en haar tegendraadsheid? Haja! Ik zou deze sloerie-look nog serieus nemen als die het negatieve zelfbeeld van Hannah zou veruitwendigen, een logisch gevolg van de traumatische gebeurtenissen uit haar tienerjaren, maar zover hebben de scenaristen zeker niet gedacht.

Voor deze tweede reeks was een groter budget beschikbaar. Onnodig misschien, want de domme kijker heeft in dat eerste seizoen toch niet gemerkt hoe het gebrek aan geld de creativiteit van de schrijvers en producenten fnuikte. Seizoen 1 was nochtans één grote consensus en daardoor ook een rommeltje van formaat.

Ik blijf kijken. Om voet bij stuk te kunnen houden – lees: mijn eigen gelijk week na week bevestigd te zien – en vast te stellen dat er geen beterschap komt. En ook wel omdat ik het allemaal erg grappig vind.

Tegen de Sterren op brengt volgende week overigens een parodie op Code 37. Hoewel dit sketchenprogramma soms pijnlijk flauw is, zijn de imitaties knap en de uitgangspunten – lachen met mensen die zichzelf toch wat te serieus nemen – leuk. Code 37 is een reusachtig open doel, dus dat kan niet mislopen.

Btw, voor wie de BBC-serie Ashes to Ashes kent… enige gelijkenissen merkbaar?





Hemmerechts houdt niet van ruw

29 01 2011

Kristien Hemmerechts kwam deze week in Reyers Laat vertellen dat ze Gunter Lamoot exemplarisch vond voor de steeds flauwer en grover wordende Vlaamse stand-up comedy. Ze nam daarbij het risico een flauwe trut genoemd te worden, want heel wat mensen moeten wél lachten om grappen waarin de rosse van K3 een hoer wordt genoemd of een verveelde vent door zijn dochter betrapt wordt op zelfbevrediging. Dat dit soort humor aanslaat, vond ze eigenlijk nog het ergste.

Ikzelf vind stand-up comedians doorgaans oninteressant of irritant, of we het nu over Helsen, Hoste of Geubels hebben. Lamoot kan weliswaar erg grappig zijn en ik vind dat als hij als artiest reacties uitlokt, – positief zijn of negatief, hij geslaagd is in zijn taak. De grappen die de stelling van Hemmerechts moesten illustreren, vond ik noch goed noch slecht. Ik zou dan ook nooit naar zo’n zaalshow gaan kijken – afschuwelijk woord trouwens. Ik vind Hemmerechts anderzijds ook geen flauwe trut (in deze kwestie). Ik heb begrip voor haar bekommernis om de verruwing van de maatschappij, die misschien wel gegrond is. Ze had het bij uitbreiding ook over de vele homofobe en racistische uitlatingen van stand-up comedians.

Alleen zat ze er qua argumentering volkomen naast, vond ik. De link leggen tussen een grap van Lamoot en de zaak Dutroux is niet alleen vergezocht, de verruwing van de maatschappij wordt geenszins gevoed door al dan niet foute humor. Heeft Hemmerechts al eens naar Take Me Out gekeken, waarin wijven van het laagste allooi zonder enige poging tot mededogen of sympathie iedere man die zo simpel was zich hiervoor te willen inschrijven, de grond in boren? Herinnert ze zich Big Brother nog, waarin mensen elkaar moesten wegstemmen en de lezer smulde van alle conflicten? Merkt ze de massa’s lezersbrieven niet op van mensen die door het zoveelste machtige bedrijf aan het lijntje worden gehouden en daar alleen maar bozer door worden? De uitlatingen van Bisschop Léonard? De soms aanstootgevende Facebookhaatgroepen, het forum van Het Laatste Nieuws, zekere blogs waarin toffe madammen als pakweg Linde Merckpoel, Geena Lisa of Lieve Blancquaert worden afgekraakt? En – maar nu ga ik het wat ver zoeken – verneemt ze niets over de ingekrompen budgetten voor onderwijs, de plek waar de weerbaarheid tegen verruwing zou moeten gevoed worden, en dit dus met steeds minder middelen?

Is dat alles niet de mest voor de verruwing van onze maatschappij? De hoogvieringen van egoïsme en machtswellust zijn niet meer te tellen, frustraties stapelen zich op. Die humor, of pogingen daartoe, zijn toch grotendeels onschadelijk? Ik zou me veeleer zorgen maken om de populariteit van Geert Hoste of FC De Kampioenen. Daar zit immers niéts in. Het afstompen van de mensheid is gewoon een subtielere stap naar die botte samenleving.

Ik zou nog – LaatsteNieuwslezersgewijs – kunnen suggereren dat Kristien Hemmerechts strategisch haar pijlen richt op een populair onderwerp omdat dat haar meer in de kijker doet lopen dan het zoveelste geëmmer over het gebrek aan regering, om zo reclame te kunnen maken voor haar nieuwe boek. Maar dat zou flauw zijn. Er zijn toch geen nieuwe doelgroepen meer aan te boren door deze schrijfster.

Lieven Van Gils legde Hemmerechts en Lamoot ook nog een leuke sketch voor over de helpdesk in de Middeleeuwen. Die vond zij wel grappig – en dat is ze ook best wel – maar het is natuurlijk humor met een formule achter, zoals Lamoot min of meer verklaarde: verander de context van een alledaagse situatie en je krijgt een potentieel grappig resultaat. Ik heb dus gewoon de indruk dat Hemmerechts geen erg ontwikkeld gevoel voor humor heeft. Er bestaat zo ontzettend veel grovere en controversiëlere humor dan wat Lamoot brengt, maar daar heeft ze  blijkbaar nog nooit iets van gezien.

Wie de uitzending gemist heeft, kan die hier herbekijken (25/1). En overigens is de rosse van K3 geen hoer, wel een mojjer.





Klereleijer

5 11 2010

Omdat Eva Mendes te gast was, en omdat ik benieuwd was naar de nieuwe zangeres van Hooverphonic – wat een hype om niets, want niemand kan Geike Arnaert vervangen! – keek ik gisteren uitzonderlijk naar het praatprogramma kletspraatje De Laatste Show. Moest ik er wel ene Sven De Leijer bijnemen, een uitermate onplezierig sujet die zichzelf duidelijk echt formidabel vindt, maar wiens uitlatingen eigenlijk pijn deden aan mijn oren. Welk een gênant en vooraf gerepeteerd spektakel was me dit? Ik ben er wellicht rijkelijk laat mee, want deze irritante en ongrappige medemens doet blijkbaar al een tijdje zijn ding in een uithoek van het decor, maar ik vond het aanschouwen van dit tafereel bijzonder vermoeiend en intriest. Kunnen ze daar op vtm niets mee doen?

Meteen ook een Facebookgroep gezocht die me met één klik van mijn ergernis zou afhelpen, maar er was amper één groep die zich tegen deze kerel richtte, en die leek me dan weer net iets te infantiel.

Soit, nog een reden meer om dit programma weer voor enkele maanden volkomen te negeren.

En wat de titel van dit stukje betreft, tja… ik kon er moeilijk om heen hé.





Cinefiel of consument?

12 04 2010

De Kinepolisgroep komt alweer met een schitterend en vooral winstgevend idee op de proppen: binnenkort (en nu al in een selectie van bioscopen) kan je tijdens de voorstelling ook meer eten dan chips, popcorn, nacho’s, snoep, ijsjes, boterhammetjes, fruit en chocolade: de keuze wordt uitgebreid naar pasta en hamburgers. Warme keuken dus. Want volgens een eigen onderzoek komen mennsen vaak hongerig naar de bioscoop.

De Morgen-journalist Jan Temmerman schreef naar aanleiding van deze gekke evolutie een leuk stukje, waarin hij gekscherend voorspelt dat men binnen twee jaar in een jacuzzi kan plaatsnemen in de bioscoopzaal. Als je de argumentatie van Kinepolis doortrekt, zou je er immers ook kunnen van uit gaan dat mensen bezweet of ongewassen naar de bioscoop komen.

Temmerman bekijkt de situatie in een iets bredere context natuurlijk, maar de boodschap is dat Kinepolis zich in allerlei bochten lijkt te wringen om het idee te verkopen. Het lijkt zelfs haast alsof de bioscoopbezoeker er om gevraagd heeft en ze daar nu zuchtend aan toegeven. Waarom bekennen ze niet gewoon geld te ruiken waar de filmfan straks hamburgers ruikt? Kinepolis haalt zijn winst namelijk vooral uit de verkoop van snacks, en dus geenszins van de ticketverkoop.

Ik verheug me uiteraard zelf geenszins op een filmvoorstelling waarbij de walm van de hamburgers me afleidt van de film. Maar anderzijds zal ik er ook helemaal niet van wakker liggen. Als nu naast me iemand plaatsneemt met zo’n reusachtig bak nacho’s, voorzien van een vette kwak smerige kaassaus, vind ik dat ook al hoogst ergerlijk. Maar die hap verdwijnt sneller dan u denkt in de mond van de consument, meestal zelfs nog voor de film begint. Ik geloof dus ergens dat het allemaal nog zal meevallen.

De Kinepolisbioscopen zijn trouwens op de drukste momenten al verre van gezellige plaatsen. Hebt u eigenlijk al eens goed bekeken wat het doorsnee publiek is van een Kinepolisbioscoop? Op zaterdagavond is het verschil met het eerste beste dancingpubliek nauwelijks te merken. Luidruchtig, onnozel, ja haast marginaal volk schuift dan en masse aan. Ze consumeren kilo’s en liters snacks en gaan de domste films eerst bekijken. En ik heb het niet alleen over tieners. Als ik lid was van de Kinepolisgroep, zou ik óók ijverig naar manieren zoeken om het klootjesvolk uit te melken. Omdat ze er om vragen!

Waarmee ik verder geen kwaad woord zeg over de doorsnee bioscoopbezoeker, de gemiddelde student of het modale koppel dat even de zinnen komt verzetten. Of de fervente filmfan zoals ik, die gewoonweg graag naar Kinepolis gaat omdat die grote donkere zalen ondanks alles magische plekken blijven. Ik herhaal mezelf: een bioscoopzaal is mijn favoriete plek en er moet dus nog veel veranderen om er buiten te houden.

Men moet trouwens zijn moment weten te kiezen, en dat heeft te maken met de reden van het naar de bioscoop te gaan. Terwijl het voor veel mensen een uitje is of avondvullende activiteit – waarbij men nog meer bereid is geld te besteden – is het voor mensen zoals ik gewoon een drang naar bepaalde films. Dat wil zeggen dat ik met veel plezier op een weekdag de voorstelling van 17u bijwoon. U kan zich wel voorstellen dat er dan erg weinig volk in de zalen zit. Er is dus nauwelijks overlast: geen wachtrijen, geen storende geluiden, geen mensen die op verkeerde plaatsen gaan zitten. Dan kan je in alle rust naar zelfs de meest  populaire blockbusters gaan kijken. Kinepolis geeft in de vakantie zelfs voormiddagvoorstellingen! Ook dan heb je een grote kans in een grote zaal te belanden met amper tien anderen. Op vrijdag- of zaterdagavond waag ik me nooit meer in de bioscoop. Dan voelt de Kinepolis aan als een andere planeet.  

Het is vriendelijk van Jan Temmerman zijn ongenoegen te uiten en het aldus een beetje op te nemen voor de sukkels die straks besmeurd worden met spaghettisaus, maar zelf heeft hij er wellicht geen last van. Filmjournalisten kunnen tijdens persvoorstellingen in alle rust van films genieten. Ik betwijfel of Temmerman zich nog in de plaats kan stellen van de modale bioscoopbezoeker. Meer zelfs, de velen die het met hem eens zijn en zuchtend en instemmend zijn commentaar lazen, zijn waarschijnlijk allemaal mensen die zelden naar een Kinepolis gaan. Nu ben ik zelf wel van het principe dat je dingen mag aanklagen waar je zelf geen last van hebt, maar ik denk dat Kinepolis het uiteindelijk bij het rechte eind heeft: ze geven de consument waar hij om vraagt.

Van de gelegenheid trouwens even gebruik maken om het ridicule spotje van Kinepolis waarin een (sorry, echt lelijke) dwerg u moet aanzetten tot het opruimen van uw afval, aan te klagen. Er was overduidelijk geen andere dwerg beschikbaar dan een oudje met een slecht gebit en daarnaast zit de essentie volkomen fout: ik leer hier vooral uit dat ik mijn afval gerust mag laten vallen want de slaaf raapt het wel op. En wat doet hij met een afvalcontainer in de bioscoopfoyer? Dwaze spot.





Anti-Sven (3): De Steigerende Studiemeester

6 02 2010

We zijn al aan de derde aflevering toe van deze reeks, waarin ik terugblik op conflicten uit mijn verleden, ontstaan door mijn drammerige geschrijf. Vandaag staat een studiemeester centraal aan wie in geenszins positieve herinneringen heb.

Toen ik als 13-jarige mijn eerste stappen zette op de middelbare school, werd ik net als velen voor mij en nog heel wat na mij, tijdens de  middagpauze geconfronteerd met de onzinnige discipline van een op hol geslagen studiemeester. Ik heb het hier al eerder over hem gehad. Die feiten zijn van weinig belang. Laat ons zeggen dat de niet meteen mensvriendelijke omgang met de leerlingen, de man niet bepaald geliefd maakte. Maar soit, een jaar later mocht je aan de overkant eten en mocht de heer R. opgaan in een zwavelwolk van herinneringen.

Zo’n 8 jaar later was ik net als de meeste zomers op post als hoofmonitor van de speelpleinwerking in ons dorp. De dochter van meneer R. diende zich daar op een dag aan als monitrice. Ze sloot zich aan bij onze leuke groep en toen enkele dagen ‘ontdekt’ werd wie haar vader was, deed dat er eigenlijk niet zoveel toe. Er werd wat gegrapt en bovendien wist dat meisje zelf wel dat haar vader niet zo populair was. Maar nu waren we allemaal toch al verstandiger en volwassener en de feiten werden zondermeer aanvaard.

De zomer van plezier en samenhorigheid werd afgesloten met een barbecue. Ieder legde 300 frank uit en we kochten een massa eten en drank om er een fijne avond van te maken. Iemand stelde zijn tuin open, een ander ging winkelen en ik ontfermde me over de financiën. Dat verliep niet vlot. Voor de doorsnee monitor was 300 frank al een hele hap uit het budget en we werden nog lang niet uitbetaald. Dus had ik nog hier en daar wat tegoed. Na een week kwam dat zo ongeveer wel in orde. U beseft waar dit verhaal naartoe gaat: uitgerekend de dochter van meneer R. had me nog niet betaald en de laatste werkdag was afgelopen. We woonden niet dicht bij elkaar, er was nog geen mail of gsm en ik moest via gemeenschappelijke vrienden aandringen om alsnog betaald te worden.

Twee maanden later vond er een soort reünie plaats. Ik confronteerde het meisje met haar schuld en sprak mijn ongenoegen uit over de gang van zaken. Ik kreeg enkel een boze blik en daar bleef het bij. Ik achtte mezelf toen bij momenten al heel assertief, op het brallerige af. Mijn 23-jarige ego gevoed door wat ik als sociale successen beschouwde. Ik had intussen zo goed als mijn diploma op zak en was tijdens mijn opleiding erg zelfzeker geworden. Ik vond dus dat ik de zaak op een goede manier afhandelde en was zo verbolgen door het gedrag van ‘dat kind’, dat ik besloot haar ouders een brief te schrijven.

Ik formuleerde beleefd maar wellicht ongenuanceerd wat er gebeurd was – jammer dat ik deze brief niet meer terugvind. Ik vroeg hun begrip dat ik hen nu moest lastigvallen maar na vele pogingen enzovoort. Het was het begin van een turbulente stroom gebeurtenissen die ik niet allemaal even aangenaam vond en die nu eigenlijk het vertellen niet meer waard zijn. Ik kreeg een razende en verontwaardigde brief terug, werd een leugenaar genoemd, er werd familie van me bij betrokken, ik schreef nog eens terug, de man ging zijn professionele boekje te buiten door de zaak op school uit te smeren, hij bracht ook de jeugddienst op de hoogte omdat mijn gedrag een hoofdmonitor onwaardig was, enz. Een heel gedoe dus, ik lag er even wakker van, voelde me wat wankelen op mijn stoute schoenen, maar alles ging voorbij en na enkele maanden kreeg ik via via toch nog de betreffende 300 frank, met het verzoek niet aan die ouders te vertellen dat ik eigenlijk al die tijd wel recht van spreken gehad had. Case closed.

Zou je denken. Een jaar of twee later besloot ik weer te gaan studeren en daarvoor had ik een kopie nodig van mijn middelbareschooldiploma. Op een verloren dinsdag of zo trok ik dus naar mijn oude school, betrad de akelige gangen waar ik gelukkig maar zelden op het matje was geroepen en wendde me tot de eerste de beste die ik aantrof.

Zijn vriendelijke aanwijzing liet mijn bloed ijskoud door mijn aders jagen. Wat ik heel vaag al gevreesd had, bleek dan toch te gaan gebeuren: alsof de school maar één personeelslid had, bleek meneer R. net degene te zijn bij wie ik me diende aan te melden. Ik zou de confrontatie moeten aangaan met iemand die ik op papier en van op afstand flink had tegengesproken. Het was tijd om te tonen dat ik niet alleen uit woorden bestond.  Met loden schoenen en koud zweet in mijn handen, stapte ik de trap op. Voor de deur zamelde ik al mijn moed in, slikte een bolletje van angst door dat in mijn keel stak , haalde mijn meest zelfzekere blik boven en klopte aan.

Alsof hij zijn hele leven op dit moment gewacht had, keek meneer R. me aan toen ik in zijn deurgat verscheen, met zijn typische nijdige blik die  van mij meteen weer een 13-jarige jongetje maakte. Mijn naam was hem al bekend nog voor ik me voorgesteld had. Hij wist het gewoon. Instantly. We doorliepen razendsnel het beleefde protocol waarbij ik stamelde wat ik kwam doen, naar dat moment racend waarbij hij mijn naam zou vragen terwijl we allebei al wisten dat ik het was. Die van die brief. Die van dat geld. Die van dat gedoe met zijn dochter. ‘Ik dacht het direct’ brulde hij nog voor de laatste lettergreep van mijn naam van over mijn lippen gerold was. Het over twee jaar opgespaarde  ongenoegen kwam er in één teug uit. Met of zonder secretaresse in de kamer.  ‘Dat was nogal wat, zeg! Wat gij daar allemaal hebt geschreven! Ge moet nogal durven!’ Intussen  deed hij zijn werk. In archiefkasten zoekend en stempels zettend en zo, fulmineerde hij maar door. Ik kreeg nog eens alles te horen wat hij me al geschreven had en onderging dit schijnbaar stoïcijns. Dat leek me de beste houding, net geen spottende grijns op mijn gezicht. Ik begon me alleen maar sterker te voelen. Wat kon hij me maken? Ik zou sowieso met mijn documenten naar buiten gaan. Ik vond het vooral triest. Twee jaar lang niets beter te doen hebben gehad dan woede opsparen. In bijzijn van collega’s zich zo laten gaan. En vooral volkomen onwetend van de ware afloop van de gebeurtenissen.

Ik bleef uitermate koel. Ik heb maar een ding gezegd en heb gezorgd dat het er zo kalm en nonchalant mogelijk uitkwam: ”Ik denk eigenlijk niet dat u toen goed wist waar u mee bezig was. De waarheid hebt u nooit geweten”. Of iets dergelijks dat lang niet zo dramatisch zal geklonken hebben als het hier te lezen staat, maar dat me wel een triomfantelijk gevoel gaf. Met een echte grijns op mijn gezicht stapte ik het kantoortje uit, hem vriendelijk bedankend en beseffend dat ik zijn frustratie alleen maar groter maakte door de discussie geenszins aan te gaan. Ik vind het nu nog altijd wonderbaarlijk wijs gedrag van mij. Of misschien was ik gewoon een broekschijter.

Om het even, ik vond deze gebeurtenis uiteindelijk memorabel. Het was een stap naar de (toen nog lang niet bereikte) realisatie dat conflicten en discussies op te lossen zijn op een andere manier dan met arrogante brieven – en zeker niet met gebrul en gefoeter. Het deed me ook beseffen dat je altijd met de juiste woorden moet bewapend zijn, voorzien op onverwachte confrontaties met je eigen gedrag en geschrijf. Misschien suggereert u als lezer eerder dat ik beter gewoon mijn mond zou houden? Een reflectie op mijn drang naar meningsuiting en de daarbijhorende conflicten, volgt zeker later nog.

Lees ook:

deel 1: De Fiere Filiaalhouder
deel 2: De Potsierlijke Politici
en binnenkort deel 4: de Zure Zuster





Verzoek genegeerd

29 01 2010

Met 147 vrienden zit ik eerlijk gezegd zo wel een beetje aan mijn Facebookgrens, vermoed ik. Dat komt in de eerste plaats omdat ik maar een bescheiden belangstelling vertoon in andere mensen. Ik heb het gewoon niet zo voor de mens in het algemeen en stel vaak genoeg vast dat ik mensen toch wel pas echt apprecieer na lange tijd en volgens zeer specifieke maar van mens tot mens verschillende criteria. Een psycholoog zou daar vanalles achterzoeken en ik heb daar ook zo mijn eigen conclusies over, die ik u en mezelf liever bespaar. We houden het er bij dat ik de meeste mensen niet zo heel interessant vind. Hoe arrogant dat ook mag klinken.

Dat is al een voorname reden waarom ik het op Facebook bescheiden hou. Daarnaast stuur ik gewoon geen vriendschapsverzoeken  naar mensen die ik niet zo bijzonder goed ken of met wie ik in het dagelijks leven niet zo bar veel contact heb. Ik neem het niemand kwalijk dat wel te doen, al stel ik me wel eens vragen bij mensen met 512 vrienden. U kunt al die mensen beslist kennen, maar wil u ze zonodig in uw  on-line woonkamer? Wil u met elk van hen in contact staan? Los van professionele argumenten – hoewel, heeft Facebook echt een professionele meerwaarde? – kan ik mezelf moeilijk motiveren contact te houden met meer dan deze 145 mensen. En zelfs die hoeveelheid vind ik al wat benauwend.

Ik heb zelf nog nooit meegemaakt dat mijn vriendschapsverzoek niet aanvaard werd. Dat komt omdat ik er weinig stuur maar vooral omdat alle mensen die nog overblijven als potentiële vriend me gewoonweg niet bekend genoeg zijn. Dat leidt me tot mijn eigen, enige criterium om verzoekjes te sturen: ik wil enkel mensen als vriend met wie ik in het dagelijks leven graag minstens een babbeltje maak. Ik klamp dus niemand aan en vermijd absoluut dat halve bekenden een vriendschapsverzoek ontvangen waarop ze zouden reageren met ‘Oei, die wil vriendschap met mij. Alé oke dan. Of nog erger: dat je zelf enkel dient om het vriendenaantal van een ander de hoogte in te helpen… Ik stel me dus enigszins gereserveerd op en vind dat best zo.

Daarnaast ken ik dan weer veel te veel mensen die gewoonweg een volkomen gebrek aan interesse vertonen in deze virtuele ontmoetingsplek. Mensen die ik wel interessant vind en graag als virtuele vriend zou zien, voelen zich geenszins aangesproken door het feestboek. Ik neem ze dat niet kwalijk en wil in dit stukje ook geenszins ingaan op de waarde van Facebook. Gelieve u dus in eventuele reacties die moeite te besparen. Ik geniet ervan maar neem aan dat anderen het maar niets vinden. Punt. Maar die mensen vallen dus af als Facebookvrienden.

En dan zijn er tenslotte nog redelijk wat mensen die mij een vriendschapsverzoek sturen maar die ik dan weer weiger. Ik voeg daar meteen aan toe dat enkele daarvan wellicht wél een babbeltje waard zouden zijn, maar dat ik die gewoonweg niet genoeg ken. Voor het beantwoorden van vriendschapsverzoeken hanteer ik dus blijkbaar een tweede criterium, en dat is dus de afstand tot die persoon. Ik zei het al, Facebook is zo’n beetje mijn woonkamer en daar laat ik toch liever enkel bekend volk binnen. Deze blog is als voortuin/inkomhal al persoonlijk genoeg en is wél publiek terrein.

Wie zijn die mensen eigenlijk wiens vriendschapsverzoeken ik niet beantwoord?

  • broers en zussen van vrienden. Tja, daar moeten we eerlijk in zijn. Ofwel was ik u in de loop der jaren ook als een vriend of goede kennis gaan beschouwen, ofwel niet. Broer of zus zijn van is gewoonweg  niet genoeg.
  • mensen van vroeger: toegegeven, had Facebook destijds bestaan, we waren wél Facebookvrienden. Maar dat was niet het geval en intussen is ons moment voorbij.
  • oud-klasgenoten: tot in de leerkrachtenopleiding wil ik nog teruggaan, met mate. Maar de mensen uit het middelbaar onderwijs zijn echt maar schimmen meer, wat niets afdoet aan de fijne herinneringen. Maar wie zijn die mensen nu? Geen idee en ik zie niet genoeg aanleiding om dat wel nog te willen weten. Als Facebook niet zou bestaan, zou dat contact ook onbestaande zijn, maar dat vind ik nu eigenlijk maar een zwak argument. Facebook bestaat wél en dus moet je daar niet onnozel over doen.
  • familieleden, en dan concreter heel wat achterneven en -nichten. Ik ga al sinds mijn tienerjaren niet meer naar die groots opgezette familiebijeenkomsten en de meeste van hen laten me eigenlijk steenkoud. Ik heb ze al jaren en jaren niet meer ontmoet en zou niet weten waar het met hen over te hebben. Een familienaam delen of grootouders hebben die in hetzelfde gezin opgroeiden – die waren thuis met véél – , vind ik een even lukrake voorwaarde als pakweg graag naar Top Gear kijken of geen zout op je frieten willen.
  • leerlingen: daar trek ik gewoon een lijn. Ik heb bedenkingen bij virtuele vriendschappen tussen kinderen en hun meester of juf. Daar kan ik makkelijk dieper op ingaan, maar u bent intelligent genoeg om daar zelf argumenten voor te bedenken. Gezond verstand, toch? Ik geef wel toe dat dat voor lesgevers in het middelbaar onderwijs misschien anders ligt.
  • andere bloggers: ik vind dit de meest aannemelijke verzoeken, want het houdt net in dat deze mensen je heel bewust hebben uitgekozen omdat ze jou of je blog blijkbaar interessant vinden. Ik vind het dus helemaal niet vreemd maar ik hou voet bij stuk: ik kies geen Facebookvrienden die ik nog nooit in werkelijkheid ontmoet heb.
  • oud-collega’s. Veel van hen apprecieer ik wel, maar ik voel geen behoefte om een verleden in stand te houden dat enkele op een professionele samenwerking gebaseerd was en waar weinig persoonlijke aspecten mee verbonden waren. De oud-collega’s met wie ik vriendschap heb gesloten, waren dan ook echt vrienden.
  • oud-leerlingen: die weiger ik niet uit principe, want er staan er wel degelijk enkele in mijn lijst. Maar als het echt te lang geleden is, laat ik dat toch liever rusten. Weten die intussen groot geworden kinderen veel  wie ik ben. Al te zot zijn de verzoeken van jongeren die niet eens in mijn klas zelf zaten. Waar moet het ophouden?
  • Helemaal gek vond ik het vriendschapsverzoek van een man die enkel mensen met De Schutter als familienaam als Facebookvriend wilde. Nee dank u. Ook niet onder het mom van eens onbezonnen meegaan in de zotheid van een ander.
  • mensen waar ik gewoonweg niets mee heb. Mensen die ik dus weliswaar ken, meestal vaag, met wie ik wel wat gemeenschappelijke vrienden heb en die duidelijk zelf zelf minder strenge criteria hanteren in het selecteren van Facebookvrienden.
  • en tenslotte mensen die ik simpelweg nauwelijks ken. Ooit eens ontmoet maar verder eigenlijk geen idee wie ze eigenlijk zijn.

Als ik dat dus echt zou willen, zit ik zo aan 200 vrienden. Wat nog relatief is en nog steeds niet betekent. Omdat het allemaal niets betekent. Maar binnen de al dan niet zinloze nonsens die Facebook eigenlijk is wil ik nog altijd principes hanteren. Maar dat ik dat blijkbaar wil verantwoorden wil toch ook weer wat zeggen?

Volgende keer: defrienden of niet? (Ja! Maar wie?)





Anti-Sven (2): de Potsierlijke Politici

20 01 2010

Tijd voor deel twee in de serie van mensen die ik vele jaren van bloggen en meningen spuien, tegen de borst heb gestoten. Na de Fiere Filiaalhouder is het de beurt aan

Deel 2: De Potsierlijke Policiti.

In de aanloop van de gemeenteraadsverkiezingen van 2006, verscheen op mijn toen nog veel minder gelezen blog een artikel waarin ik me eens goed liet gaan. Ik had genoeg van het simplistische niveau waarop in Haaltert politiek gevoerd werd, na enkele jaren als lid van een jeugdvereniging geconfronteerd te zijn met besluiteloosheid, gepamper, leugens en simpele onkunde. Ik ergerde me ook dood aan de infantiele manier van campagne voeren. Bovenal zag ik in deze lokale strijd om de macht vooral de mens in al zijn lelijkheid: amateuristisch, hypocriet, machtsbelust, snakkend naar enige erkenning als iets meer dan een simpele boerenkinkel. De vanzelfsprekendheid waarmee de zich zowat onkwetsbaar wanende bingokoning en officieuze burgemeester Willy Michiels de gemeente en zijn slaafse volgelingen naar zijn hand zette, was me er toen zelfs te veel aan. Ik reageerde op de enige manier die ik daar toen voor geschikt vond, zijnde een poging tot sterke satire.

Het artikel vind ik  – al zeg ik het zelf – nog steeds amusant leesvoer. Ik was er destijds ook erg tevreden over. Maar het maakte heel wat los. Zo’n half jaar later schreef ik dan ook een vervolg. In deze terugblik beschreef ik welke reacties en gevolgen er waren op het artikel. Het is nog steeds mijn meest besproken blogstukje en laat ons eerlijk zijn, dat is, misschien heel onbewust, toch ook een beetje waarom we schrijven. Overigens voegde ik kort na het verschijnen van het artikel wel een soort verantwoording toe, waarmee ik hoopte dat de lezers dit toch als iets meer zouden zien dan een uitlachfestijn.

Toen enkele weken na het verschijnen van het artikel de eerste tekenen van beroering duidelijk werden, heb ik het misschien een dag of wat benauwd gehad. Niet voor de gevolgen voor mezelf – wie kon me wat maken? – wel voor mijn familie. Mijn moeder vond het alweer allemaal erg grappig, het is dan ook van haar dat ik mijn bewustzijn voor bekrompenheid en idiotie geërfd heb. Mijn grootouders vonden dat allemaal wel best, al waren ze natuurlijk wel heel erg bevriend met één van de geviseerde personen. Toch zagen zij de bredere context en hebben ze er geen minuut van wakker gelegen. Mijn grootvader wist zo weer wat te vertellen bij pot en pint en is nu zelfs een veel meer ontevreden burger dan ik destijds.

Maar ik had ook mijn familie niet gespaard. Eén van de bespotte gemeenteraadsleden was de broer van mijn vader. Ik heb tijdens het schrijven misschien even geaarzeld, maar de beslissing viel al snel: potsierlijkheid dient aangepakt te worden. Op een dag trof ik  dan wel een geshockeerde grootmoeder aan: ‘Sven, ebde gij op de computer iets geschreven over Nonkel Marc?’ . Dat was even slikken. Mijn oma is een eenvoudige vrouw die haar hele leven doet wat de samenleving dicteert en vindt dat men zich in het leven vooral kalm en onopgemerkt moet houden. Dat uitgangspunt heeft ook mijn vader geërfd. Aan hen uitleggen wat mij drijft en waarom een toevallige bloedband dat niet verhindert, was misschien wel het pijnpunt van dit hele initiatief. Mijn oom zelf, die ik eigenlijk nauwelijks zie, heb ik daarover nooit gesproken. Toen ik hem pas vele maanden later eens tegen het lijf liep, repte hij er met geen woord over. Ik zag daar geen overwinning in hoor, – eerder opluchting zelfs want zo’n grote mond op een blog is toch iets anders dan in werkelijkheid – maar ik vond het ook veelzeggend. Een confrontatie  op volwassen niveau levert vaak empathie en nuancering op, maar misschien werd ik daar te min voor geacht? Stiekem denk ik echter dat hij gewoon een beetje bang van me was. Zou het?

Verder heb ik nadien nooit meer iemand ontmoet die in het artikel vermeld werd. Een beetje onverwacht eigenlijk, al liep deze periode ook wat gelijk met het moment waarop ik Gent als thuishaven koos. Was het dan een soort afscheidsbrief? Toch heb ik nadien nog vaak over de strapatsen van het Haaltertse beleid gerapporteerd op deze blog en ergens ben ik wel altijd gewapend geweest tegen een onverwachte ontmoeting en eventueel bijhorende confrontatie met de geviseerde lieden.

Nu niet meer. Het artikel is nog steeds relevant want er is weinig veranderd, maar voor mij is dit verleden tijd. Ik sta achter wat ik toen schreef, moet zelfs lachen om bepaalde beledigingen, maar vier jaar later vind ik dit allemaal compleet onbelangrijk. Het stelt allemaal zo weinig voor en ik heb het wat te doen met de mensen voor wie de Haaltertse politiek een leefwereld is waarbinnen ze zich geestelijk en sociaal moeten ontwikkelen. Het bestuur van Haaltert symboliseert voor mij nu de ultieme bekrompenheid. Gelukkig ver uit mijn gezichtsveld.

Lees ook: deel 1: De Fiere Filiaalhouder
en deel 3: De Steigerende Studiemeester





Even uitrazen (3)

18 01 2010

“De Broeders van Liefde zijn tevreden met de aanstelling van Léonard.” Daar zat ik op te wachten. Deze steeds verder in de tijd terugkerende orde deed onlangs een voorstel om scholen op te richten waarbinnen het katholiek geloof veel strikter beleden kan worden. Ik heb daar eerder al eens over geraasd, zoals u zich misschien herinnert. Het is intussen even uit de aandacht verdwenen en ik zou dus haast gaan hopen dat ze die plannen maar meteen voorgoed hebben opgeborgen. Maar met de aanstelling van de als zeer conservatief bestempelde André-Mutien Léonard tot kardinaal aartsbisschop, waarmee ze daar in Broederland uiteraard erg in hun nopjes zijn, wordt de slaagkans van hun losgeslagen idee alleen maar groter. Het kan hun zaak alleen maar ten goede komen, kan er lekker conservatief gekonkelfoesd worden op hoog niveau.

Ik zou het daar qua occasionele katholieken-bashing verder maar bij laten, zij het dat ik u nog even deelgenoot wou maken van een klein leedvermaakje  van mijnentwege toen Mieke Van Hecke onlangs in Ter Zake werd geconfronteerd met haar eigen conservatieve uitspraken als  directeur-generaal van het Katholiek Onderwijs en ze daar niet zo meteen mee wegraakte. Zij zal er niet van wakker gelegen hebben natuurlijk, maar tegenover alle gruwel die dit soort mensen op minder verdraagzame momenten bij me oproept, mag al eens een schampere grijns staan.