Tja, de titel doet me eigenlijk ook wel wat denken aan zo’n typische kletskoek, gericht op vrouwen van Davidsfondsvoorzitters of zo. Ook de cover van Kinderen van de Jungle is allesbehalve aantrekkelijk. Eerlijk gezegd, lijkt dit in alle opzichten een flutboek.
Gelukkig deed de naam van de schrijver meteen een belletje rinkelen: van Torsten Krol las ik een viertal jaar geleden het spannende D e Weg naar Callisto en ik keek sindsdien uit naar de opvolger Witte Dolfijnen. Dat is nu dus Kinderen van de Jungle geworden, meteen één van de meeslependste verhalen die ik in lange tijd gelezen heb.
De lotgevallen van een gezin van 4 dat het naoorlogse Duitsland verlaat om zich te verschuilen in Venezuela, nemen een adembenemende wending wanneer hun vliegtuig neerstort boven het Amazonewoud en de familie terechtkomt bij een primitieve indianenstam die in hen getransformeerde dolfijnen zien. Het wordt lang geen Jommekesavontuur, maar wel een fascinerende en broeiende overlevingsstrijd die alle personages en hun onderlingen verhoudingen voorgoed zal veranderen, soms zelfs letterlijk.
Torsten Krol is er net als bij zijn eerste roman, vlot in geslaagd de lezer te onderhouden. Ik kon dit boek amper wegleggen – gelukkig is het vakantie. Zijn goed gedocumenteerde verhaal kent gaandeweg een steeds grotere intensiteit, blijft redelijk geloofwaardig en heeft ook een mooie historische context. De personages overtuigen, echter zonder levensecht te worden. De schrijfstijl van Krol is bij momenten immers toch wat te prozaïsch en zijn personages blijven redelijk oppervlakkig. Hoewel hij naar een psychologische diepgang streeft, is dit nog lang geen zware literatuur. Er zou zelfs meer te halen zijn uit wat de 16-jarige hoofdfiguur allemaal overkomt en hoe dit hem vormt als mens.
Hoewel ik dus enerzijds te vaak moest denken aan het bijna angstaanjagende, haast bezwerende In het hart van het oerwoud van Piñol, heeft Kinderen van de Jungle me toch enorm weten te boeien en kan ik u, net als de andere vermelde titels, van harte aanraden.