Het mag niet Baeten

13 02 2013

Veerle Baetens op de rode loper in Berlijn: Een toonbeeld van elegantie, stijl en smaak. Verfijnd, glamoureus, chique. Een voorbeeldig vertegenwoordigster van modeland België.

Bij gebrek aan beeldmateriaal hier echter een kiekje van een zwakzinnige Roma-zigeunerin, die na een avondje tippelen, gulzig aan de crackpijp lurkend, op koopjesjacht ging bij het leger des heils.

veerle2

 veerle





Het verschil is het kwaliteit

5 10 2011

De buurt waar ik werk valt niet bepaald de meest florissante te noemen. Dat de scholingsgraad van de bewoners niet fameus is, wordt soms echter weinig subtiel geïllustreerd.

En Frituur Dampoort verbouwd. Het interieur gesloopd, alles geverft, nieuw meubilair geïnstalleert. Kortom: men vernieuwd.

Men zou nog kunnen hopen dat er een dubbel punt ontbreekd (“Vernieuwd: het interieur”), maar dit spandoek volgd gewoon het niveau van de bediening: belabbert. Hoe vernieuwt het interieur zal zijn, zal ik overigens nooit te weten komen. Die belediging op mijn frieten die laatste keer, smaakte niet echt.

Dat de doorsnee Dampoort-ondernemer taalkundig gezien aan het korte eind trekt, het zij zo. Maar ergens vraag ik me toch ook af of de bedrijven die dit soort spandoeken en publiciteitsborden maakt, niet over één geletterde werknemer beschikken? Ergens moet toch iemand stilstaan bij deze flaters?

Maar goed. Het is dag van de leerkracht. Met volle overtuiging blijven we voor juist taalgebruik ijveren, al wil de wereld om ons heen vooralsnog niet mee. Dampuurt University, de grap is uitgewerkt.





Da feestje is hier nie!

25 03 2011

Als leerkracht moet je soms wel eens toegeven aan wat van bovenhand beslist wordt. Met je klas deelnemen aan een lokale carnavalsstoet, is bijvoorbeeld geen activiteit waar ik met plezier aan deelneem. Vandaag was het dus even op de tanden bijten.

Ik wil natuurlijk positief staan tegenover het initiatief: diverse scholen uit één buurt bereiden zich wekenlang vooraf voor, door grote objecten te maken die de stoet aantrekkelijk maken, door met kleurrijk materiaal zelf kostuums te maken, ondersteund door kunstenaars en creatievelingen uit de buurt. De buurt wordt die dag ingepalmd door hordes verklede kinderen. Dat ze allemaal hetzelfde pakje dragen, vergroot de eendracht. Het is een bont en vrolijk spektakel, een unieke kans tot expressie voor veel kinderen. De straten zijn die dag van ons en de buurtbewoners verenigen zich gezellig op straathoeken en in deurgaten.

Maar van al deze beredeneerde en helaas wat geforceerde gedachten, blijft nauwelijks wat over eens de dag nadert. In de eerste plaats ontgaat het me al waarom de organisatoren deze activiteit pas enkele weken na het feitelijke carnaval plannen. De kans op mooi weer is misschien groter – het was een prachtige dag – maar het zijn toch wat vijgen na Pasen. Of in dit geval voor Pasen.

Het enthousiasme van de organisatoren staat ook lichtjes in contrast met de kwaliteit van de organisatie. De lokale Prins Carnaval, de man achter het hele gebeuren, zet alles op poten met hulp van zijn ouders en andere familieleden. Haast alle bestuursleden dragen dezelfde achternaam. Geen bezwaar tegen familiale initiatieven, maar het is niet omdat je zus je zus is dat ze ook daadwerkelijk kan bijdragen tot de organisatie, om maar een voorbeeld te geven. Zo kon je de teksten in de brochure rond deze stoet, bezwaarlijk vlot of foutloos geschreven kunnen noemen. Elke typ- of spelfout zet het gebrek aan professionalisme net extra in de kijker. En alle sympathie voor de man of vrouw die zich met veel enthousiasme achter de computer zette, maar ook de lay-out etaleert dat amateurisme.

Nu val ik mijn leerlingen daar niet mee lastig –  ze zien trouwens zelf de fouten in dat boekje wel staan – en al is het enigszins lachwekkend dat de brochure ook een overzicht bevat van alle verkozen Prinsen en Kinderprinsen en -prinsessen van de laatste jaren en dat gewoon ieder jaar dezelfde blijken te zijn – bij gebrek aan kandidaten of door fanatieke familiepolitiek – wil ik mijn leerlingen geen deelgenoot maken van mijn occasionele cynisme. Ik kan dit al bij al wel relativeren – als ik dat zou willen. Ik bedwing me ook bedenkingen te uiten over het wat marginale gehalte van de entourage. Het leek immers wel of elke medewerker een sigaret of pint in de handen nodig had. Dat sommige van deze mensen er als niét verklede bespottelijker bijliepen dan de bepruikte en geschminkten onder ons, hield ik ook al voor mezelf.

Nee, wat me dan wel met loden schoenen doet plaatsnemen in een rij verklede kinderen, is het hoge slechte-smaak-gehalte van het hele gebeuren. Kinderen blijken de slechtste liedjes – Waar is dat feestje? Nein Man – het formidabelst te vinden en snappen niet waarom ik met moeite glimlach. Ik ben op dat moment pretbederver numero uno, want ook de meeste van mijn collega’s hebben plaatsgenomen in de polonaise. Maar ik hou vol en weiger enig plezier te veinzen. Niet dat ik er als een donderwolk bijloop, maar ik hoop rustig op de achtergrond te mogen blijven. In alle andere omstandigheden is dat nochtans precies wat mijn collega’s zouden willen.

Het is ook niet zo dat ik mezelf te serieus neem of weiger onnozel te doen. Ik entertain hele bendes snotapen met veel plezier, heb me voor de meest diverse gelegenheden al verkleed in melkboer, olympisch zwemmer, toerist, gala-genodigde of afvalcontainerbewoner. Ik creëer graag wanorde, wil overdrijven en brullen alsof ik zelf weer zes ben enz. Maar niét op slechte muziek en niét als het nadrukkelijk van mij verwacht wordt.

Alles leek deze dag echter behoorlijk mee te vallen. De stoet duurde niet erg lang, de muziek was draaglijk. Na de stoet zou een fuifje volgen, waar ik  me dapper doorheen zou worstelen. De polonaise zou ik desnoods met geweld van me afslaan. En toen kwam een rondborstige dame me trots vertellen dat er nog een grote verrassing was: Kürt Rogiers en Sven Ornelis van Q-Music zouden de party onvergetelijk maken!

Ik stond perplex – en zag mijn persoonlijke hel naderen. Wilde men mij echt in één ruimte krijgen en laten luisteren naar twee van de meest ergerniswekkende figuren uit mijn lange lijst van onuitstaanbare eikels? Twee idioten die het lullen tot een kunst verheven hebben, wiens gezwets nog geen tien seconden te verdragen is? Terwijl collega’s en leerlingen zich naar binnen snelden, zocht ik de dichtstbijzijnde nooduitgang, maar mijn collega Cindy weet dat ik haar niets kan weigeren en troonde me beslist mee naar binnen.

Het gejoel en gekrijs van 250 leerlingen, het zoveelste afgezaagde hitje, de benauwende warmte en bijhorende zweetgeur zorgden er voor dat ik na nog geen halve minuut weer buiten stond. Aan mijn handen mijn excuus: twee zesjarigen die al die drukte duidelijk niet zagen zitten en voor wie het vooruitzicht buiten een verhaaltje te aanhoren, véél aantrekkelijker was. Ik offerde me dus met veel plezier op om op het terras de ukken op te vangen die naar frisse lucht snakten. De polonaise moest ik missen, maar ik deed toch mijn plicht. Dankjewel, Saar en Flores! (en daarna Stans, Victor, Simon, Kudjo en Fran).

De aanwezigheid van de twee grote radiosterren, vervulde de organisatoren van het hele carnavalsgebeuren met een groot genoegen dat ik hen niet misgun, ook al kent vrijwel geen enkele van onze leerlingen de twee praatjesmakers. (Overigens: ook heel wat van mijn collega’s hebben geen idee wie deze mensen zijn, leve hun vermogen zich af te sluiten van de massamedia!). Maar voor mij hoefde het dus beslist niet en ik was dan ook erg opgelucht dat het na een dik half uur genoeg was geweest.

Binnen een dikke week trek ik met mijn leerlingen op bosklassen. Ik zal daar dan dubbel zo hard onnozel doen en enthousiast wezen en bewijzen wat een leuke, lollige, zotte, vrolijke, coole meester ik ben kan zijn. Vooral zonder muziek.

 

Thuisgekomen vijf keer naar dit formidabele liedje geluisterd om één en ander te vergeten.





De helaasheid van Denderleeuw

14 10 2010

Zo nu en dan breng ik een kwartiertje wachtend door in de stationshal van Denderleeuw, een plek waar u eigenlijk liever niet wil wachten maar soit. Enigszins vermakelijk is echter altijd het stationsbuffet geweest. Bij gebrek aan krant of tijdschrift, kon het volstaan ter vermaak de gasten van dit café te observeren vanuit de wachtzaal. De gesprekken waren nooit van hoog niveau. Cafépraat zoals het begrip het voorschrijft.

De bezoekers waren, naast de occasionele gestrande reiziger, vaste stamgasten die er de werkdag kwamen doorspoelen of bij gebrek aan werkdag hun leefloon kwamen verdrinken.  Er misschien het hoogtepunt van hun dag beleefden. Een babbeltje, al was het maar over het weer.  Je zag er pinten staan, om het even op welk uur van de dag.  Je kwam er nog ouderwets naar rook ruikend buiten.

Je zou dus kunnen zeggen dat er van enige tristesse sprake was, maar toch had ik nooit écht die indruk. Misschien bij gebrek aan bijhorend miseriedecor? Het buffet was niet zoveel jaar geleden opgefrist. De oude barman was bovendien erg vriendelijk, herinner ik me van die enkele  momenten dat ik er toch iets kocht. (Een warme choco in de winter, of een chocoladewafel – want als je die wou kopen aan de automaat, riep hij dat het bij hem goedkoper was). Dus er hing wel wat sfeer, daar in de buffet. Het had wel iets, zolang je er zelf niet hoefde te zitten.

Twee maand geleden stond het plots leeg. Maar het wordt vast wel iets ander gezellig, persoonlijk, warm en sfeervol.





Mag ik?

20 08 2010

In ben in de loop der jaren misschien milder geworden en zal zo nu en dan minder scherp oordelen over anderen. Maar je twaalfde kind Harley Davidson noemen, met als surplus dat al één van je andere kinderen Harvey heet, vind ik toch een mooie illustratie van het begrip marginaal.Mag dat?





Cinefiel of consument?

12 04 2010

De Kinepolisgroep komt alweer met een schitterend en vooral winstgevend idee op de proppen: binnenkort (en nu al in een selectie van bioscopen) kan je tijdens de voorstelling ook meer eten dan chips, popcorn, nacho’s, snoep, ijsjes, boterhammetjes, fruit en chocolade: de keuze wordt uitgebreid naar pasta en hamburgers. Warme keuken dus. Want volgens een eigen onderzoek komen mennsen vaak hongerig naar de bioscoop.

De Morgen-journalist Jan Temmerman schreef naar aanleiding van deze gekke evolutie een leuk stukje, waarin hij gekscherend voorspelt dat men binnen twee jaar in een jacuzzi kan plaatsnemen in de bioscoopzaal. Als je de argumentatie van Kinepolis doortrekt, zou je er immers ook kunnen van uit gaan dat mensen bezweet of ongewassen naar de bioscoop komen.

Temmerman bekijkt de situatie in een iets bredere context natuurlijk, maar de boodschap is dat Kinepolis zich in allerlei bochten lijkt te wringen om het idee te verkopen. Het lijkt zelfs haast alsof de bioscoopbezoeker er om gevraagd heeft en ze daar nu zuchtend aan toegeven. Waarom bekennen ze niet gewoon geld te ruiken waar de filmfan straks hamburgers ruikt? Kinepolis haalt zijn winst namelijk vooral uit de verkoop van snacks, en dus geenszins van de ticketverkoop.

Ik verheug me uiteraard zelf geenszins op een filmvoorstelling waarbij de walm van de hamburgers me afleidt van de film. Maar anderzijds zal ik er ook helemaal niet van wakker liggen. Als nu naast me iemand plaatsneemt met zo’n reusachtig bak nacho’s, voorzien van een vette kwak smerige kaassaus, vind ik dat ook al hoogst ergerlijk. Maar die hap verdwijnt sneller dan u denkt in de mond van de consument, meestal zelfs nog voor de film begint. Ik geloof dus ergens dat het allemaal nog zal meevallen.

De Kinepolisbioscopen zijn trouwens op de drukste momenten al verre van gezellige plaatsen. Hebt u eigenlijk al eens goed bekeken wat het doorsnee publiek is van een Kinepolisbioscoop? Op zaterdagavond is het verschil met het eerste beste dancingpubliek nauwelijks te merken. Luidruchtig, onnozel, ja haast marginaal volk schuift dan en masse aan. Ze consumeren kilo’s en liters snacks en gaan de domste films eerst bekijken. En ik heb het niet alleen over tieners. Als ik lid was van de Kinepolisgroep, zou ik óók ijverig naar manieren zoeken om het klootjesvolk uit te melken. Omdat ze er om vragen!

Waarmee ik verder geen kwaad woord zeg over de doorsnee bioscoopbezoeker, de gemiddelde student of het modale koppel dat even de zinnen komt verzetten. Of de fervente filmfan zoals ik, die gewoonweg graag naar Kinepolis gaat omdat die grote donkere zalen ondanks alles magische plekken blijven. Ik herhaal mezelf: een bioscoopzaal is mijn favoriete plek en er moet dus nog veel veranderen om er buiten te houden.

Men moet trouwens zijn moment weten te kiezen, en dat heeft te maken met de reden van het naar de bioscoop te gaan. Terwijl het voor veel mensen een uitje is of avondvullende activiteit – waarbij men nog meer bereid is geld te besteden – is het voor mensen zoals ik gewoon een drang naar bepaalde films. Dat wil zeggen dat ik met veel plezier op een weekdag de voorstelling van 17u bijwoon. U kan zich wel voorstellen dat er dan erg weinig volk in de zalen zit. Er is dus nauwelijks overlast: geen wachtrijen, geen storende geluiden, geen mensen die op verkeerde plaatsen gaan zitten. Dan kan je in alle rust naar zelfs de meest  populaire blockbusters gaan kijken. Kinepolis geeft in de vakantie zelfs voormiddagvoorstellingen! Ook dan heb je een grote kans in een grote zaal te belanden met amper tien anderen. Op vrijdag- of zaterdagavond waag ik me nooit meer in de bioscoop. Dan voelt de Kinepolis aan als een andere planeet.  

Het is vriendelijk van Jan Temmerman zijn ongenoegen te uiten en het aldus een beetje op te nemen voor de sukkels die straks besmeurd worden met spaghettisaus, maar zelf heeft hij er wellicht geen last van. Filmjournalisten kunnen tijdens persvoorstellingen in alle rust van films genieten. Ik betwijfel of Temmerman zich nog in de plaats kan stellen van de modale bioscoopbezoeker. Meer zelfs, de velen die het met hem eens zijn en zuchtend en instemmend zijn commentaar lazen, zijn waarschijnlijk allemaal mensen die zelden naar een Kinepolis gaan. Nu ben ik zelf wel van het principe dat je dingen mag aanklagen waar je zelf geen last van hebt, maar ik denk dat Kinepolis het uiteindelijk bij het rechte eind heeft: ze geven de consument waar hij om vraagt.

Van de gelegenheid trouwens even gebruik maken om het ridicule spotje van Kinepolis waarin een (sorry, echt lelijke) dwerg u moet aanzetten tot het opruimen van uw afval, aan te klagen. Er was overduidelijk geen andere dwerg beschikbaar dan een oudje met een slecht gebit en daarnaast zit de essentie volkomen fout: ik leer hier vooral uit dat ik mijn afval gerust mag laten vallen want de slaaf raapt het wel op. En wat doet hij met een afvalcontainer in de bioscoopfoyer? Dwaze spot.





De Onhelaasheid der Dingen

14 12 2009

Mijn leerlingen hebben uiteraard weet van mijn filmliefde en komen me dus vaak spontaan vertellen welke films ze gaan bekijken zijn in de bioscoop. Bij sommige kinderen gaat het vaak om Turkse films, waarvan ik vrijwel nooit eerder iets gehoord heb en waarover ik dan ook geen zinnige dingen te zeggen heb. Vandaag verraste Veysel me. Hij had zijn bioscoopticket mee, want de titel viel niet te onthouden, laat staan uit te spreken. De Helaasheid der Dingen las ik verbaasd. Zijn gezicht toonde echter weinig enthousiasme. ‘Het was een vuile film! Altijd maar seks. Dat waren echt rare mensen’. Hij was me daarmee voor want ik vroeg me uiteraard meteen af wat een 12-jarige moslim denkt van de niet altijd even keurige toestanden in die film. Ergens in mijn achterhoofd ben ik misschien ook wat teleurgesteld: als een Turks kind naar een Vlaamse film gaat, wil ik dat toejuichen. Als hij het dan maar niets vindt, is dat dan weer een verdieping van de multiculturele kloof? Scheert hij de Vlaamse cinema dan collectief over één kam?

– Hoe komt het dat je deze film koos, Veysel?
– Er was niets, alleen maar zever. Dat zag er leuk uit.
– Ah? En 2012 dan? Was dat niets voor jou?
– Pff! Stomme zever!

We hadden het met ons twee dan nog maar even over de marginaliteit van de protagonisten. Ik maak Veysel duidelijk dat de regisseur net dit verhaal kiest omdat het apart is en het dus geen doorsnee personages zijn – wat misschien een klein leugentje is, maar dat moet ik nu even negeren – en dat ik wel van die mensen ken zoals in de film. Dan verrast hij me met zijn volgende mening: ‘Dat was wel speciaal, dat die film altijd veranderde van tijd. Het ging naar vroeger en dan was hij groot en dan weer een kind.’ Baf. Een kinderanalyse van niveau, ik heb er niet van terug. Ik stamel nog iets over originaliteit, dat niet iedere film rechtlijnig moet zijn, maar Veysel heeft er al geen boodschap meer aan. Hij zal op zijn eentje wel nuanceren. De film was misschien vuil, hij was ook interessant. Hij komt er wel, ook zonder mijn mening.

Soms is helaasheid zalig ver weg.





De taal van Thuis (3)

20 03 2009

“Zijde gij bij d’oeren geweest of nie?”

“Ik wil van geen van jullie beiden een nier!”

Lang geleden gruwelde ik met regelmaat om het schabouwelijke taalgebruik in de Thuissoap. Dan maar zoveel mogelijk wegkijken, maar nu ik na een weekje bosklas uitgeput op de zetel neerzak en daarbij bovenstaande flarden scenariowerk van torenhoog niveau opvang, rijst de vraag of deze populaire serie iedere week zo grandioos tussen onbevattelijkheid en absurdisme balanceert. Woont David Lynch in Vlaanderen?





Grotemensenklap

6 11 2008

Als tussendoortje…

kinkycosy1

(NIX)





Herinnering aan een leerling (2)

5 11 2008

Tijd voor een iets minder droevig relaas uit mijn onderwijsverleden.

Mijn eerste jaar als leerkracht bracht ik door op een brave katholieke dorpsschool waar de leerlingen zich neerlegden bij klassieke leertechnieken en de ouders vooral punten belangrijk vonden. In die omstandigheden ontwikkel je als leerkracht niet meer dan wat primaire vaardigheden, maar dat was toen precies wat ik nodig had. Dat de ouders soms nogal nauwdenkend of defensief waren, was wat lastiger.

kontEén van mijn leerlingen was Tamara (fictieve naam), een niet echt verfijnd meisje dat ik op 11-jarige leeftijd al wat te moederlijk vond om goed te zijn, al was het dan een moeder van het bazige soort. Tamara liet zich vooral opvallen in praatmomenten. Dan nestelde ze zich in dorpspraat, dooddoeners, roddels en beschamende huiselijke taferelen, waarbij diverse keren de burenruzies ter sprake kwamen. Ook het feit dat haar vader bij vele feestelijke gelegenheden te diep in het klas keek en dat hij in dronken staat wel eens zijn broek afstak, bleef niet onvermeld. Voor meer essentiële bijdrages hoefden we niet op Tamara te rekenen.

Ik vond haar daarom niet minder aardig. Het was niet meteen een makkelijk kind, dat een zekere onverdraagzaamheid van thuis leek mee gekregen te hebben, maar ze werkte wel goed mee en deed geen vlieg kwaad.

Haar ouders kreeg ik niet meteen te zien, maar op een dag kwam Tamara zwaaiend met haar rapport de klas binnen. Haar procent klopte niet, dat had haar moeder nagerekend. Thuis was dat (niet echt fantastische, maar ook niet slechte) rapport goed bestudeerd en er werd een verklaring gevraagd voor het foutieve procent. Ik schreef een vriendelijk briefje naar de ouders, van wie ik me intussen een beeld had gevormd (mensen met wie je beter geen ruzie had), en legde hen uit dat het digitale rapport meer gewicht toediende aan belangrijkere vakken, waardoor een 10 op muzische vorming minder waard was dan een 10 op taal. Een reactie kwam er niet, maar toen ik Tamara enkele dagen later vroeg wat haar mama van de uitleg vond, liet het kind doorschemeren dat haar ouders wat verongelijkt waren. Hadden zij gehoopt dat die beginnende leerkracht op fouten kon gewezen worden? Jammer voor hen.

Op het eerste oudercontact kwamen de ouders van Tamara niet opdagen. Haar resultaten waren best oké, al waren haar inspanningen zeer beperkt. Je zou kunnen zeggen dat Tamara wat oppervlakkig was en niet per se iets wilde bewijzen. Hoopten haar ouders wellicht dat ze een jaar later de humaniora zou kunnen aanvatten, zag ik haar heel goed gedijen in een technische richting. Zonder die mensen ooit een keer te spreken, kwamen hun (hoge) verwachtingen over de toekomst van hun (enige) dochter tot uiting doorheen de schaarse communicatie en de uitspraken van Tamara (‘Mijn moeder zegt dat ge te weinig huiswerk geeft!’, ‘Ik moet van mijn moeder ook de oefeningen maken die ik van u niet moet maken!’ ‘Mijn vader zegt dat 6 op 10 te weinig is!’). Was mijn gevoel correct dat de prestaties van de dochter rechtstreeks gelinkt werden aan mijn lesgeven? Ik kreeg de indruk dat de meester wel eens ter sprake kwam in huize Tamara.

Halverwege het schooljaar deden we een project rond wereldgodsdiensten. We zouden daarbij eens expirementeren met henna, waarmee we onze handen zouden beschilderen. Ik gaf de ouders vooraf wat informatie mee en vroeg hen eigenlijk ook om toestemming. Ik verklaarde dat het om een natuurlijk product ging en dat de schilderingen hoogstens een week of zo zichtbaar zouden zijn. Alle ouders verklaarden zich akkoord, behalve die van Tamara. ‘Mijn moeder zegt: ‘wat is dat voor ne meester, die u leert tatoeages zetten?!’. Tamara imiteerde daarbij de toon van haar moeder, maar het was me niet duidelijk of ze dat bewust deed en al helemaal niet of ze het met haar moeder eens was.

boosIk zou zo’n uitspraak kunnen koppelen aan een zekere nauwe geest en angst voor het nieuwe en onbekende. Dat zou dan hun probleem zijn. Maar Tamara voegde er ook aan toe; ‘en mijn moeder heeft ook gezegd dat ne meester met zijn poten van de kinderen moet blijven’. Ik vond de moeder van Tamara sindsdien een akelige zuurpruim en stelde me haar voor als een mojjer van het ergste soort. Bovendien was ik niet helemaal gerust in haar uitspraak. De moeder van Tamara was bediende in een supermarkt (‘geen kassajuffrouw, ze moet klanten helpen!’) en ik stelde me haar klantonvriendelijk voor, zuurkijkend achter haar balie en tegen haar collega’s tirades afstekend over die leerkracht waarbij haar dochter niets leerde. In een klein dorp is zoiets al snel groot nieuws, en ik zag me al het middelpunt van verontwaardigde conversaties worden, maar ik heb er verder gelukkig nooit meer iets van gehoord.

Maanden gingen voorbij en de prepuberteit, gekenmerkt door aandacht voor het hoogst onnozele en afkeuring voor alles wat enigszins gewoon is, kreeg Tamara in haar greep. Haar schoolwerk beschouwde ze als een noodzakelijk kwaad en ze was tevreden met het minimale.

Het schooljaar werd afgesloten met een oudercontact waarbij ook twee mensen van het CLB aanwezig waren. De resultaten en vooral de toekomstmogelijkheden van elk kind werden professioneel besproken. De twee medewerkers waren jonge en sympathieke mensen en we hadden ons samen al door een tiental gesprekken geworsteld toen de ouders van Tamara aan de beurt kwamen. Voor het eerst dit schooljaar zou ik ze dus ontmoeten. Beiden kwamen binnen met het gezicht op onweer. Een goeiedag kon er nauwelijks af. Ik stak van wal met het bekijken van de resultaten, die zeer wisselend waren. Meneer Broekaf en Mevrouw Mojjer aanhoorden me zonder een krimp te geven. De communicatie bleef in één richting plaatsvinden en ik ratelde maar door, gesteund door de twee CLB’ers die op de hoogte waren van de wat scheefgetrokken relatie met mensen die ik nooit ontmoet had. Op een bepaald moment wik en weeg ik mijn woorden om duidelijk te maken dat Tamara niet echt actief is. Dan braakt de moeder haar woorden bars, haatdragend en luid uit: ‘Ge wilt dus zeggen dat mijn dochter lui is?!’. Wellicht kromp ik toen wat ineen, maar ingebonden heb ik zeker niet. Dat waren haar bewoordingen, maar de essentie was dezelfde. De vader bleef al die tijd even nors toekijken. Moeder de vrouw toonde zich na haar mini-uitbarsting weer even ontoegankelijk als voorheen. Mechanisch aanhoorden ze onze verdere uitleg en het advies van het CLB. Zonder verder nog één woord te zeggen, verlieten ze de ruimte.

Toen de deur dichtsloeg, beseften we hoe gespannen we erbij zaten. De agressie en onuitgesproken verwijten die in de lucht hingen, waren drukkend. Wapens waren net niet getrokken, maar als blikken konden doden, lagen we nu wel alledrie te creperen. We begonnen de spanning van ons af te lachen en langzaam aan beseften we hoe pijnlijk hilarisch dit oudergesprek eigenlijk geweest was. Toen de volgende moeder binnenkwam – gelukkig een zéér tof mens – moesten we even tot onszelf komen.

Tamara is nu 20. Ik heb haar nooit meer teruggezien en vraag me wel eens af of ze haar moeder geworden is. Een veredelde klapij met een ongezonde sensatiezucht en een Familie-verslaving, lomp en grof, bevooroordeeld en defensief op een verkeerde wijze, zo in te lijven bij de foute politieke partij. Aan de kassa van de supermarkt, misschien? Of heeft ze toch nog het licht gezien en schudt ze wel eens bedroefd het hoofd om zulke kleine ouders?

(lees hier een andere herinnering aan een leerling)





Het ontbrekende zintuig

31 10 2008

Een zelfverklaarde helderziende vrouw moet uit een rijtje van 5 vermomde meisjes één bepaalde meisje halen. Ze kiest er na wat twijfelen iemand uit, het masker wordt afgezet.

Helderziende: (zucht van opluchting en knikt) ‘Altijd hetzelfde met mij, die onzekerheid, die twijfel. Altijd zoeken naar tekens, wat krijg ik door? Maar kijk, dan toch iedere keer weer, blijkt dat ik de gegevens juist interpreteer. Ik weet wat ik kan, ondanks al die twijfel is het dan toch keer op keer juist!’

Presentator: ‘Maar het is niét juist!

Helderziende: ‘Ah, ’t is niet juist?

Televisie van het allerlaagste allooi.

Het zesde zintuig, iedere donderdag op VTM, 20u40. Lachen of huilen?





Genen Ellowien!

31 10 2007

Een moeder in de supermarkt. Druk bezig boodschappen in te pakken. Twee ukken – één los, één in buggy – maken elkaar het leven zuur. Moeder kaffert hen uit ten overstaan van heel de supermarkt. Ze is een goede moeder en dat zullen we geweten hebben. ‘Wacht maar, ge zult uw straf nie ontlopen!’ krijst ze, meer tegen de rij wachtenden achter haar dan tegen de kinderen zelf. Die er overigens onverstoorbaar onder blijven. En dan, terwijl ze al bijna aan de uitgang zijn ‘Vanavond genen ellowien!’. Wat jammer voor de ettertjes. Maar wat is dat dan ‘geen Halloween’? Wat is ‘wel Halloween’? Zijn er hier mensen die dat echt ‘vieren’?





Qué? (5)

23 05 2007

Big Brother (met vervormde stem, u kent dat wel):

‘Wat ga je doen met die 10.000 euro?’

Kandidate:

‘Mij siliconen laten zetten…

Eerder hoorde ik ook dit uit de mond van een kandidate:

‘Wij allemaal dat bed uit en de bolognaise dansen!’

En er snel nog aan toevoegen dat ik dus niét naar dit programma kijk!





Opgelost

7 05 2007

Het verhaal van één van mijn leerlingen in de praatkring deze ochtend – (op licht sensationele toon):

kaartlegster.jpg“Je weet wel van dat meisje dat vermoord is. Wel mijn opa is daar ver familie van en daarom is mijn mama naar de kaartlegster geweest vorige week. En die heeft gezegd dat ze veel water zag en een plastieken zak en dat hij vuile dinges met haar had gedaan en littekens in haar gezicht had gedaan. En dan hebben duikers haar gevonden en het was waar. En de dader is een 19-jarige drugdealer heeft de kaartlegster gezegd.”

Waar maakt de politie zich nog druk om? De zaak is blijkbaar al opgelost.
Maar al die onzin maakt het er natuurlijk niet minder tragisch op.





Awoe Eddy Wally

13 04 2007

Eddy Wally wordt dit jaar 75. En dat moet gevierd worden, menen bepaalde lui die niets om handen hebben. Maar ik vraag me eigenlijk af wat er zo bijzonder is aan deze derderangs artiest? Hij is ‘een fenomeen’, zo zegt men. Waarom eigenlijk?

In de eerste plaats durf ik stellen dat Eddy Wally niet kan zingen. Hij heeft geen opvallend goede of mooie stem en kan amper toon houden. Daarnaast maakt Eddy géén goede liedjes. Hij heeft weliswaar voor enkele klassiekers gezorgd, monumenten in het Vlaamse muziekpatrimonium, maar dat wil eigenlijk niets zeggen. De Vlaming is nu niet bepaald een groot kunstliefhebber. Het is dus niet omdat iedereen het liedje kent of er veel exemplaren van verkocht zijn, dat het ook een goed nummer is. En daarmee bedoel ik, een knappe compositie, een interessante tekst, een originele melodie, e.d. Nee, de liedjes van Wally zijn gedrochten, net als zijn kostuums. Nietszeggend, onbeduidend gekwek op een kermisdeun gezet. Heeft de man trouwens de laatste twintig jaar nog een lied gemaakt dat (binnen deze context) van enige betekenis is? Ik meen van niet, al ben ik daar niet zeker van natuurlijk, ik ben niet thuis in het genre. Maar de zanger zet gewoon af en toe een beat op een oude hit of brengt een cover van afgedankte sterren, die we vervolgens nérgens te horen krijgen. Toch zou hij naar eigen zeggen de ene hit na de andere scoren.

En dat brengt ons bij de essentie. Eddy Wally is een gigantisch overschat ‘artiest’, en dan vooral door zichzelf. De man noemt zichzelf een wereldster. Hij heeft weliswaar al over de hele wereld opgetreden – zelfs in kitschparadijs Las Vegas – maar wat bewijst dat eigenlijk? Heel wat andere Vlaamse artiesten en groepen (The Confetti’s, K’s Choice, Deus, Zita Swoon en zelfs het onvergetelijke Def Dames Dope!) traden op in alle werelddelen, maar dat wil niet zeggen dat ze doorgebroken zijn, er rijk van geworden zijn en al helemaal niet dat ze daardoor wereldberoemd zijn. Bestaan er beelden van Eddy Wally in uitverkochte concertzalen  – en dan spreek ik over minstens duizend toeschouwers? Alleszins wel van zijn verschijnen in het Britse programma Eurotrash. Dat zegt eigenlijk genoeg. En dan wil ik niet beweren dat Wally liegt over zijn succes, maar wel dat hij geen enkel benul heeft van wat algemeen gezien als ‘succes’ wordt beschouwd. Anderzijds: de man kreeg wel een standbeeld en was zelfs even in de running voor De Grootste Belg. Maar een tactiek zit daar niet achter. Als je lang genoeg doordraaft, wordt zelfs een grap ernstig genomen.  

wally1.jpg

Goed, misschien dat Wally als artiest door slechts een minderheid wordt gewaardeerd, maar velen vinden hem zeer entertainend en goed om eens flink uit te lachen. Maar zijn we na al die jaren niet uitgelachen? De clown bezig zien in panels en interviews, levert nu en dan nog wel eens eens hilarische beelden op, maar niemand lijkt zich te realiseren dat Eddy Wally volkomen wereldvreemd is, zich compleet onbewust van het hoe en waarom van het dagelijks  leven. Mensen die dus stellen dat Eddy Wally eigenlijk veel slimmer is dan hij zich voordoet en de grap gewoon meespeelt, hebben het bij het verkeerde eind. Eddy Wally is gewoon een domme oude man, die zich – let er maar eens even op – zelfs niet behoorlijk  kan uitdrukken. Ik vind zijn gestamel en versprekingen al lang niet meer zo grappig. Eerder triestig, vooral dan het feit dat sommige media nog steeds menen dat Wally nog iets te vertellen heeft. Ik zou hem liefst van al nergens en nooit meer aan het woord gelaten horen.

In zijn kielzog treffen we Mariëtte aan, dochter Marina en zelfs kleindochter Vanessa, allemaal extreem marginale figuren die de illusie van Wally als slimme ondernemer, tegenspreken. Te Ertvelde vertoeven ze in een wansmakelijk gedecoreerd villa’tje dat de het absolute gebrek aan stijl van de familie Wally in de verf zet. Ze zijn ook Wally’s vurigste fans. De man vertoeft dus dagelijks in een zelfgecreëerde droom. Met de dwazen en onverstandigen loopt het geluk mee.





Cash*Fresh, come back! (II)

17 09 2006

Nu de transformatie van Cash*Fresh naar Delhaize zo stilaan een feit is in Haaltert, volgt hier – omdat ik zo gefascineerd blijf door het gedragspatroon van de dorpsbewoner – een tussentijdse evaluatie, gebaseerd op ooggetuigenverslagen.

Eerst en vooral blijkt dat de winkel niet alleen leger is ten gevolge van de opruiming, er is ook gewoon minder volk. Dat heel wat producten een hogere prijs toegekend kregen, heeft heel wat klanten misschien doen besluiten ergens anders inkopen te doen. De oma van Lode wist zelfs te melden dat de beschuiten nu 10 cent (‘4 frank!) duurder zijn! Nochtans is haar pensioen hetzelfde gebleven! Het is ons ook ter ore gekomen dat één van de kassiersters zaterdagnamiddag zelfs even niets te doen had. Dat moet een unicum zijn. Feit is dat elk personeelslid dat even niets om handen heeft, nu het gevaar loopt te gaan nadenken. En wie weet wat die plotseling hersenactiviteit tot gevolg zou kunnen hebben.

In de confrontatie met de vooruitgang heeft Haaltert verder eens te meer zijn onbeschaafdheid laten blijken. Wanhopige bejaarden smeken om hulp bij het kiezen uit de diverse broodzakken (die nochtans duidelijk genummerd zijn! En er zijn slechts 3 soorten) en slaken alarmkreten bij het aanschouwen van de broodsnijmachine. Eens te meer is de Haaltenaar iemand die bang is voor het onbekende. Welkom in de 21e eeuw, zou ik zeggen, ware het niet dat de broodsnijmachine nu toch al een tijdje bestaat.

Een derde vaststelling is dat de delicatessen en meer verfijnde producten die je met Delhaize associeert, gewoon blijven liggen. De Haaltenaar heeft geen zin in of geen geld voor zeldzame vissoorten, karaktervolle groenten of ‘nieuwe’ gerechten. Des te meer keuze voor de fijnproever. Het valt overigens ook op dat de zelfbediening in de vleesafdeling meer en meer mensen doet afzien van een aankoop. Vroeger was al wat je nodig had voor een lekker stukje vlees, het aanspreken van de joviale slager. Die is nu verdwenen en de consument moet zelf gaan nadenken en – o gruwel – gaan lezen wat er op de verpakking staat!

Gaat deze supermarkt te snel voor Haaltert? Zal het tijdperk van consuminderen zijn aanvang kennen? Zal het IQ van het personeel alarmerend stijgen? Zal Helga zich tot de kabala bekeren? Leert Bettina A.N. spreken? En sluimert de geest van fiere filiaalhouder Freddy nog rond in de magazijnen van de winkel? Zal hij zich dan alsnog wreken op SveN? En hebt u nog niet genoeg van deze zever? ….





Cash*Fresh, come back!

10 09 2006

De Cash*Fresh Haaltert – sinds jaar en dag een bron van ergernissen en hilariteiten – is sinds kort omgetoverd tot een Delhaize. Aanvankelijk stemde mij dat tevreden. Een sterk merk als Delhaize zou misschien eindelijk eens paal en perk stellen aan de amateuristische wijze waarop hier een supermarkt gemanaged werd. En inderdaad, meteen valt op dat de winkel éindelijk een keer opgeruimd is. De gangen zijn aangenaam leeg en men lijkt eindelijk de opeenstapeling van indoormarketing een halt toegeroepen te hebben.

Een grondige verandering waar de dorpsmens echter meer moeite mee zal hebben, is de omschakeling naar zelfbediening. Groenten, fruit, brood en gebak mag men nu zelf nemen in plaats van te moeten aanschuiven. Ook de vleesafdeling is omgeschakeld naar een zelfbedieningssysteem. Nu kunnen allerlei versleten argumenten bovengehaald worden over het verdwijnen van menselijk contact, maar dat is nu eenmaal vooruitgang en als het winkelen daardoor sneller verloopt, is dat uiteindelijk toch positief. Ook de rijen aan de kassa’s zijn korter en gaan sneller vooruit.

En toch, toen ik die eerste keer in de reeds half vernieuwde winkel rondwandelde, miste ik iets. Geen aanschuiven meer betekent ook dat ik me niet langer kan vergapen aan de occasionele marginaal of de onbeleefde bejaarde (van het soort dat het personeel aanspreekt met ‘dingsken’). Dat ik minder en minder versteld kom te staan door het onvermogen van kassiersters om AN te spreken of simpelweg beleefd te zijn. Dat ik geen Haaltertse dooddoeners meer mag aanhoren (een klassieker is: ‘al 11 uur en nog gene patat geschild!’). Kortom: minder observatiemogelijkheid van het Haaltertspecies. Waar haal ik nu mijn inspiratie vandaan voor het professioneel beledigen van mijn medemens? Zal ik dan toch naar de markt moeten gaan in Haaltert???

Met de Cash*Fresh verdwijnt alweer een stukje cultuurpatrimonium. Straks wordt Haaltert nog beschaafd!





Een dagje VTM’en (2)

3 09 2006

Wat voorafging: SveN is terechtgekomen op de preselecties van een vtm-quiz… (lees hier deel 1)

logo_1en70.jpg

Tijd voor wat actie. Er werd ons meegedeeld dat men toch wel enkele spontane kandidaten zocht. Daarom kregen we de opdracht ons voor de groep voor te stellen. Gezien ik praten over mezelf niet bepaald een zware taak vind, zag ik dat wel zitten. Alleen zou ik ook de 74 andere kandidaten moeten aanhoren en dat leek me andere koek. Het begon al meteen slecht. De eerste kandidaat stelde zich voor als: ‘Meus Jenny’, daarmee mijn terechte en alom bekende aversie tartend voor het plaatsen van de familienaam vóór de voornaam. Ook zo’n 50 anderen stelden zich aldus voor. Sommigen koppelden er meteen ook de naam van hun halve trouwboek en kinderen aan toe, wat me redelijk onnodig leek. Natuurlijk waren heel wat mensen ‘woonachtig’ en ‘tewerkgesteld’. Hobby’s waren er ook, maar puur toevallig bleken zowat alle mensen dezelfde vrijetijdsbesteding te hebben. Biljart, wielrennen, voetbal en … pintjes pakken. Hier werd keer op keer flink om gegrinikt, maar mij kostte het geen enkele moeite mijn gezicht in de plooi te houden. Wie het over voetbal had, mocht overigens ook zijn favoriete club bekend maken. Het kreng vooraan deed dan haar best de rest van de groep op te zetten tegen de betreffende club. De zaal veranderde dan ook tientallen keren in een supporterstribune. Geweldig! Maar niet echt.

Een andere deelneemster – die verdacht veel op de moeder van SveN leek – merkte bij haar voorstelling op dat er net als in de maatschappij al veel te veel over voetbal was gepraat. Dat leverde haar een applausje op. Toen ze zich bekend maakte als liefhebster van moderne kunst, zag mevrouw de producer haar kans schoon om wraak te nemen voor die kritiek. ‘Van moderne kunst weet ik de botten’ blafte ze – hoe kan het ook anders – zo bot mogelijk.

Ook hier kon ik vast stellen dat mensen hun levensloop graag tot in de meest onbenullige details gaan beschrijven. Een vrouw vertelde dat ze 30 kilo vermagerd was. Een ander had het over haar dochter die volgende maand ging trouwen. Iemand was al 23 jaar weduwe. Een ander had een zoon met een ongeneeslijke ziekte. Een ongeval had de sportcarrière van nog een andere kandidaat beëindigd. Twee voormalige schoolvriendinnen vielen elkaar in de armen. Ook de rolstoel en de vrouw die voor haar moeder zorgde, laafden zich aan de aandacht van het publiek en herhaalden hun ellendige levensloop. De rolstoel grapte overigens ook ‘dat haar tong de enige spier was die nog werkte’. Hilariteit alom, maar ik proefde de tienduizendste herhaling van deze kwinkslag en weigerde ook maar te grijnzen. Noem me gerust een pretbederver, maar deze opeenstapeling van dommigheden, marginaliteit, platvloersheid en lelijke brilmonturen, had mijn humeur haast gekelderd.

Nu wil ik niet iedereen over dezelfde kam scheren. Er waren best wel leuke mensen bij, die het op tv wellicht goed zouden doen. Maar toen kregen we te horen dat enkele kandidaten zouden afvallen. Omdat hun beroep de diversiteit van het deelnemersveld verstoorde – er bestonden volgens het secreet nochtans slechts twee beroepen: arbeider en bediende – of omdat ze over te weinig flair beschikten bij de voorstelling, of omdat de score van de kennistest te laag lag. ‘Het is dus niet omdat u straks naar huis moet, dat u een dommerik bent!’ liet het kreng vergoelijkend weten. Ze vertoonde plots een zweem van sympathie.

10 kandidaten werden ‘niet weerhouden’ zoals dat in het Ambtenarees genoemd wordt. Er werd na het verkondigen van de tien namen nog een keer benadrukt dat het niet de kennistest was die deze mensen de das omgedaan had. Ik zou hier tegenin kunnen gaan met allerlei kwetsende opmerkingen over een zeker gebrek aan intelligentie die deze kandidaten leken uit te stralen, maar dat zou al te grof zijn. 10 vragen lijken me onvoldoende om zeker te zijn van een bepaald kennisniveau, maar vanuit het standpunt van de makers is aannemelijk dat niet élke deelnemer een bolleboos dient te zijn.

Ik overleefde dus die eerste selectie en wachtte vol spanning af wat de volgende stap zou zijn. Geen, zo bleek. Iedereen die nu nog in de zaal zat, mocht meedoen. Meer nog, iedereen mocht maar liefst 7 keer meespelen. ‘De VTM-kijker denkt dat er elke dag 70 nieuwe spelers zitten,’ zo verklaarde de Tactloze. ‘Maar dan zouden we heel Vlaanderen nodig hebben om te spelen. Dus nemen we 7 afleveringen na elkaar op en slechts als u wat teveel in beeld bent geweest, laten we u er even tussenuit. Anders krijgt de kijker argwaan!’. Na het onthullen van dit geheim mochten we een datum kiezen die ons schikte om mee te spelen. Vervolgens mocht iedereen gaan, op een groepje van een tiental mensen na. En… daar was ook ik bij. We kregen te horen dat we geschikt geacht werden om ‘unieke kandidaat’ te zijn, de 1 uit 1&70, dus de speler die het opneemt tegen de 70 zaalspelers. Daarvoor dienden we een cameratest af te leggen, maar pas op het moment van de opnames zouden we te horen krijgen of we ook effectief in die functie meespeelden. Opvallend was dat al de gekozen mensen jonger waren dan 35. Wellicht maakt ook dit deel uit van het verjongingsinitiatief van VTM. 

Toen stelde ik vast dat ik intussen in mijn nopjes was. De gedachte aan mijn deelname deed me op wolkjes lopen. Plots leek het blonde secreet niet meer zo onaardig. De mensen om me heen waren ineens een stuk minder marginaal. Ik werd interessant bevonden. Pas enkele uren later, toen de roes van de ‘overwinning’ begon weg te ebben, realiseerde ik me weer hoe we als dom slachtvee behandeld werden. Hoe triviaal zoiets is als een tv-verschijning. Hoe we ons verlaagd hadden tot hebberige, egotrippende quizmaniakken. En hoe uitermate omkoopbaar ik was dat ik het zou wagen deel te nemen aan een … VTM-PROGRAMMA!!!

Daar moest ik even over nadenken. De mensen om me heen reageerden al niet meteen erg enthousiast. De media confronteren ons iedere dag met kwibussen die hun privé-leven, hun waardigheid en hun eer prijs geven voor 15 minuten roem. Onze familie heeft altijd zijn eigen grenzen kunnen bepalen, gewoon op gevoel. Niet dat onze afkeer van VTM zo gigantisch is – uiteindelijk zou dat een grove veralgemening zijn -, maar we associëren het wel met een type mensen waar we eigenlijk niet willen bijhoren. We zien de verkleutering, de debiliteiten, de sensatie, de clichés, de dooddoeners, de flauwe zever. Daar wil je toch zo ver mogelijk vandaan blijven?

Dat relativeer je een dag later dan weer. Uiteindelijk is het máár een deelname aan een doodgewone quiz en wie vindt dat dat een verloochening is van principes, is zelf ofwel té principieel – wat toch wel zeker geneugtes in de weg staat – of heeft gewoon zulke vage principes dat die er nooit zelf moet aan twijfelen. Het gaat niet om Big Brother of Temptation Island. Ik speel dus mee met 1&70. Opnames op 14 oktober, toevallig op 1 dag na drie jaar na de opnames van De Pappenheimers. Ik houd u op de hoogte.

Voor wie me beter kent, en er toch nog aan twijfelt: ik neem eerst en vooral deel omdat er iets te winnen valt, dan omdat het een quiz is en pas op de derde plaats omdat het voor televisie is. Overigens, ik heb dit programma pas nu voor het eerst zelf eens bekeken en geef toe: moeilijk is het niet. Wat de afgang natuurlijk des te groter maakt als je met lege handen naar huis moet…





Een dagje VTM’en

29 08 2006

Principieel heb ik nooit de stap gezet me in te schrijven voor een VTM-programma. Wanneer echter een ander dat voor jou doet, zonder je medeweten, blijken competitiedrang, nieuwsgierigheid, hebzucht en mediageilheid zo sterk, dat ik me vandaag dan toch naar de preselecties begaf van het programma 1&70, de VTM-quiz met Koen Wauters die de concurrentie met Blokken moet aangaan. Het werd een haast hallucinante ervaring die net niet mijn persoonlijke hel evenaarde…

Het begon al bij aanvang, toen bleek dat de opgedaagde kandidaten een heel ander profiel hadden dan de doorsnee quizer of kandidaat bij preselecties van VRT-programma’s. Ik ga me niet wagen aan een uiterlijke beschrijving van de typische VTM’er, maar laat ons zeggen dat sommigen in een dronken bui de kringloopwinkel geplunderd leken te hebben of zich voor de gelegenheid in dat ene fatsoenlijke hemd hadden gewurmd – hoewel fatsoenlijk een zeer rekbaar begrip bleek te zijn. Tijdens het wachten manifesteerde zich dan weer een zeer typisch fenomeen onder dit soort mensen: ze beginnen elkaar hun leven te vertellen, liefst zo luid mogelijk en met nadruk op de miserie – die dan weer zo nonchalant mogelijk moet verkondigd worden, want men wil vooral niet de indruk geven medelijden te willen. Eén dame in rolstoel liet zich in een behoorlijk irritant accent opmerken door ongelooflijke kul te verkopen over de toegankelijkheid voor rolstoelen in Blankenbergse tavernes. Een andere overrijpe dame liet zich niet onbetuigd. Zij zorgde voor haar 95-jarige, bedlegerige moeder en moest dus qua dapperheid/zieligheid niet onderdoen voor de rolstoelgebruikster. Tussendoor beschreef ze ook nog een keer haar 32-jarige carrière als bankbediende, wat nu ook weer niet zo veel tijd in beslag nam aangezien ze 30 jaar ervan achter het loket had gezeten. Het viel me bij de uitwisselingen van levensverlopen vooral op dat deze mensen liefst zoveel mogelijk vertellen zonder daarbij naar een ander te willen luisteren. Elk dramatisch voorval werd dus steeds snel gecounterd met een heel andere tegenslag zonder dat er ergens werd op ingegaan. Ik bedacht intussen allerlei ideeën om de rolstoelgebruikster op wrede wijze het zwijgen op te leggen en vroeg me toen al voor de zoveelste keer die dag af wat ik tussen deze mensen te zoeken had…

Een andere dame, die zich al snel als een volbloed VTM-kijkster opwierp en gretig met haar Dag Allemaal zwaaide, sprak intussen een lezer van Het Nieuwsblad aan. Of hij voor haar het zegeltje waarmee je voor een gratis radiootje van Spring kon sparen, wilde uitknippen? Dat was al meer dan ik wilde weten. Een ander vrouwmens van laag allooi, verklaarde voor wie het horen wilde, dat Koen Wauters zelf niet aanwezig zou zijn op deze preselectie. Ze bracht deze boodschap met de stelligheid dat ze daarmee ons aller verwachting tegensprak, een collectieve ontgoocheling losmaakte en bovendien verdiende beloond te worden voor haar intelligentie. De ernstige blik die ik haar toewierp sprak eigenlijk: ‘Moge u ter plekke doodvallen’.

Maar toen begon de nachtmerrie pas echt. Alle 75 kandidaat-deelnemers werden binnen geloodst in een zaaltje. Een blond secreet dat wellicht pas was afgestudeerd in één of andere mediagerelateerde opleiding, begon ons op de meest paternalistische, denigrerende en simpelweg boerse wijze toe te spreken. Ik dacht deze uitermate onsympathieke bitch het voordeel van de twijfel te geven – misschien kreeg men bij VTM de opdracht de mensen ‘volks’  (lees: ‘kinds’) te behandelen – maar stilaan bleek dat dit wicht simpelweg de fundamenten der beleefdheid en vriendelijkheid ontbeerde. Zo kreeg een dame die net te laat binnenkwam er meteen flink van langs, met sardonische opmerkingen waarmee het secreet trachtte te scoren bij de groep. Vervolgens werd ons toegeblaft dat de gsm’s uitgeschakeld dienden te worden. Daar volgde de alweer grappig bedoelde opmerking op: ‘Anders pakken wij uwe gsm af, dan verkopen wij dienen en op ’t einde van ’t jaar gaan we daar bij de VTM mee op skireis!’ Daarna kregen we een dictatoriaal gebrachte speech (waarin ook de woorden ‘kut’ en ‘godverdoeme’ vielen) over hoe de opnames van het programma verliepen. De verwaandheid nam alleen maar toe, en ik begon echt te geloven dat deze dame meende dat haar publiek uit debielen bestond.

Toen dit eindelijk achter de rug was, mochten er vragen gesteld worden. Niemand had er – of niemand durfde vragen te stellen – behalve de zich intussen flink interessant voelende invalide van daarnet. Zij vroeg zich af – na aangehoord te hebben wat voor kledij je beter niet draagt op televisie – of een zwart hemd met een gekleurde draak er op, wel kon. De beschrijving van het hemd nam wat tijd in beslag, maar uiteindelijk werd de zaak afgesloten. Waarna de dame ten overstaan van de ongeduldige wordende massa, nog een vraag had – of een hemd met ‘Mercedes’ er op, kon? – die al even kordaat beantwoord werd. Ik bedacht intussen nog een honderdtal andere plannen om deze ongetwijfeld doodbrave, maar o zo ergerlijke vrouw om te brengen.

Wat hield de selectieproef in? Werd ene Meus Jenny geselecteerd? Waren er nog meer zielige verhalen? Vonden twee oude schoolvriendinnen elkaar terug? Overleeft de rolstoelgebruikster deze dag? En werd SveN gekozen? Lees hier het vervolg.





Everybody Needs Good Neighbours (3)

8 08 2006

180px-harold-bishop_ian_smith-1987.jpgTijd om u ook mijn andere buren voor te stellen. In een vorig stukje las u al over de fermettebewoners links van ons. Vandaag zijn de rechterburen aan de beurt: E. & M.

Vijftien jaar geleden leerden we deze familie kennen als een typevoorbeeld van de VTM-familie. De muziek van Tien om te zien werd er gretig gedraaid, Rad van Fortuin, Walter’s Verjaardagsshow en Wie ben ik waren er de favoriete televisieprogramma’s. Dag Allemaal het lijfblad. De familie C. woonde in een typische woning: een als rijhuis vermomde fermette (zonder kapelletjes dus) waarin traditionele eikenhouten meubels zoveel mogelijk ruimte in beslag namen. Over smaak valt niet te twisten, vooral niet als die eigenlijk afwezig is. Ook aan onze rechterzijde werd dus een burcht van bruine donkerte opgetrokken. Poedel en brievenbus met engel inbegrepen.

Nu hoeft dat niet te betekenen dat E. & M. geen aardige mensen waren. Hun praatjes over niets mondden al snel uit in wederzijdse bezoeken. Vrijdagavonden waarbij er moppen verteld werden en al eens werd uitgepakt met de prijs van de nieuwe wagen. Maar de volgende dag verstoorde het getier van mevrouw C. alweer ons ontbijt. Vriendelijkheid paste ze immers enkel toe buiten de deur. In eigen huis werd het gezin vakkundig geterroriseerd.

Jammer voor de twee dochters. Twee al te brave tuthola’s die in hun sponzen broekje en met de diadeem op de kop vooral heel erg onnozel liepen te wezen. Hun genoegen haalden ze vooral uit onze belevenissen, want de meisjes waagden zich niet verder dan de oprit en werden ook nooit ergens mee naartoe genomen. Bij elke stap die wij buiten de deur zetten, klonk het dan ook in zagerig koor: ‘Dag Sven! Dag Boris! Waar gaan jullie naartoe (of de variant bij het thuiskomen: ‘Waar zijn jullie geweest?’). Intussen zijn ze volwassen en hebben ze als trotse erfgenamen de zuurheid van hun moeder overgenomen .

Nu is er heel wat veranderd bij de familie C. Geroepen wordt er niet meer nu één van de dochters het huis uit is en de ander gaat werken. Met het kweken van schitterende raskatten is een lucratieve en sociale hobby gevonden die de levensstijl van E. & M. haast te hoog laat worden voor onze bescheiden woonwijk. De haren geblondeerd, de moekesbril afgelegd, kleren van de betere E5-mode: ook fysiek is die stap hoger op de sociale ladder M. aan te zien. Hier wordt volop gecompenseerd voor luizige uitstapjes naar zee en Weba-meubilair al die jaren voorheen.

Heb ik daar nu allemaal last van? E. & M. zijn niet echt lastige buren. Al hebben ze zich wel eens bijzonder onverdraagzaam getoond toen we een keer een luidruchtig feestje gaven tot een gat in de nacht. Voor die ene keer in twintig jaar tijd dat er zich in onze wijk eens iemand te buiten gaat aan de geneugten des levens. Jammer ook van die scheefgezakte bouwval die ze, zoals de Vlaamse traditie der koterijen het betaamt, achteraan hun huis pogen te laten groeien en die de lelijkheid om ons heen nog wat storender maakt. Maar verder laat het doen en laten van deze mensen ons eigenlijk koud. Er wordt nauwelijks nog gecommuniceerd en dat is best zo.

Nu is het ridiculiseren van andere levensstijlen natuurlijk gemakkelijk. Ongetwijfeld is het precies die arrogantie die bepaalde lezers van deze blog stoort. Maar ik ben er nu meer dan tien jaar getuige van geweest hoe hardnekkig mijn buren ongelukkig wilden zijn. Hoe levensvreugde en zotheid er uit alle macht geweerd werden. Hoe de schone schijn (een steeds grotere auto op een steeds kleiner wordende oprit bv.) de illusie van geluk moest creëren. Dag na dag aanschouwen hoe de conservatieve consument zichzelf ten gronde richt, én daarbij onbewust aangeeft dat hij van jou hetzelfde verwacht, dat kun je als buur niet negeren. ‘Leven en laten leven’ is een mooie leuze, maar hier is eerder sprake van de dood. Mijn reactie daarop is cynisch, pretentieus zelfs, maar staat u er soms wel eens bij stil hoe de voortdurende nabijheid van iemand die u eigenlijk niet zo sympathiek vindt, ons allemaal beïnvloedt, vormt, vervormt zelfs? Vijftien jaar lang? In een verkavelingswijk ben je als nergens anders als mens ook het product van je omgeving. Wel sorry, maar mijn omgeving sucks. En als ik daar op deze wijze protest tegen aanteken, is dat voor mij essentiëler dan eventuele reacties hierop. Er zijn duizenden E. & M.’s in Vlaanderen, en allemaal verstoppen ze zich voor diepgang, betekenis of essentie. De pot op, allemaal!

(Klik hier voor deel 1 en deel 2)