Tijd voor een iets minder droevig relaas uit mijn onderwijsverleden.
Mijn eerste jaar als leerkracht bracht ik door op een brave katholieke dorpsschool waar de leerlingen zich neerlegden bij klassieke leertechnieken en de ouders vooral punten belangrijk vonden. In die omstandigheden ontwikkel je als leerkracht niet meer dan wat primaire vaardigheden, maar dat was toen precies wat ik nodig had. Dat de ouders soms nogal nauwdenkend of defensief waren, was wat lastiger.
Eén van mijn leerlingen was Tamara (fictieve naam), een niet echt verfijnd meisje dat ik op 11-jarige leeftijd al wat te moederlijk vond om goed te zijn, al was het dan een moeder van het bazige soort. Tamara liet zich vooral opvallen in praatmomenten. Dan nestelde ze zich in dorpspraat, dooddoeners, roddels en beschamende huiselijke taferelen, waarbij diverse keren de burenruzies ter sprake kwamen. Ook het feit dat haar vader bij vele feestelijke gelegenheden te diep in het klas keek en dat hij in dronken staat wel eens zijn broek afstak, bleef niet onvermeld. Voor meer essentiële bijdrages hoefden we niet op Tamara te rekenen.
Ik vond haar daarom niet minder aardig. Het was niet meteen een makkelijk kind, dat een zekere onverdraagzaamheid van thuis leek mee gekregen te hebben, maar ze werkte wel goed mee en deed geen vlieg kwaad.
Haar ouders kreeg ik niet meteen te zien, maar op een dag kwam Tamara zwaaiend met haar rapport de klas binnen. Haar procent klopte niet, dat had haar moeder nagerekend. Thuis was dat (niet echt fantastische, maar ook niet slechte) rapport goed bestudeerd en er werd een verklaring gevraagd voor het foutieve procent. Ik schreef een vriendelijk briefje naar de ouders, van wie ik me intussen een beeld had gevormd (mensen met wie je beter geen ruzie had), en legde hen uit dat het digitale rapport meer gewicht toediende aan belangrijkere vakken, waardoor een 10 op muzische vorming minder waard was dan een 10 op taal. Een reactie kwam er niet, maar toen ik Tamara enkele dagen later vroeg wat haar mama van de uitleg vond, liet het kind doorschemeren dat haar ouders wat verongelijkt waren. Hadden zij gehoopt dat die beginnende leerkracht op fouten kon gewezen worden? Jammer voor hen.
Op het eerste oudercontact kwamen de ouders van Tamara niet opdagen. Haar resultaten waren best oké, al waren haar inspanningen zeer beperkt. Je zou kunnen zeggen dat Tamara wat oppervlakkig was en niet per se iets wilde bewijzen. Hoopten haar ouders wellicht dat ze een jaar later de humaniora zou kunnen aanvatten, zag ik haar heel goed gedijen in een technische richting. Zonder die mensen ooit een keer te spreken, kwamen hun (hoge) verwachtingen over de toekomst van hun (enige) dochter tot uiting doorheen de schaarse communicatie en de uitspraken van Tamara (‘Mijn moeder zegt dat ge te weinig huiswerk geeft!’, ‘Ik moet van mijn moeder ook de oefeningen maken die ik van u niet moet maken!’ ‘Mijn vader zegt dat 6 op 10 te weinig is!’). Was mijn gevoel correct dat de prestaties van de dochter rechtstreeks gelinkt werden aan mijn lesgeven? Ik kreeg de indruk dat de meester wel eens ter sprake kwam in huize Tamara.
Halverwege het schooljaar deden we een project rond wereldgodsdiensten. We zouden daarbij eens expirementeren met henna, waarmee we onze handen zouden beschilderen. Ik gaf de ouders vooraf wat informatie mee en vroeg hen eigenlijk ook om toestemming. Ik verklaarde dat het om een natuurlijk product ging en dat de schilderingen hoogstens een week of zo zichtbaar zouden zijn. Alle ouders verklaarden zich akkoord, behalve die van Tamara. ‘Mijn moeder zegt: ‘wat is dat voor ne meester, die u leert tatoeages zetten?!’. Tamara imiteerde daarbij de toon van haar moeder, maar het was me niet duidelijk of ze dat bewust deed en al helemaal niet of ze het met haar moeder eens was.
Ik zou zo’n uitspraak kunnen koppelen aan een zekere nauwe geest en angst voor het nieuwe en onbekende. Dat zou dan hun probleem zijn. Maar Tamara voegde er ook aan toe; ‘en mijn moeder heeft ook gezegd dat ne meester met zijn poten van de kinderen moet blijven’. Ik vond de moeder van Tamara sindsdien een akelige zuurpruim en stelde me haar voor als een mojjer van het ergste soort. Bovendien was ik niet helemaal gerust in haar uitspraak. De moeder van Tamara was bediende in een supermarkt (‘geen kassajuffrouw, ze moet klanten helpen!’) en ik stelde me haar klantonvriendelijk voor, zuurkijkend achter haar balie en tegen haar collega’s tirades afstekend over die leerkracht waarbij haar dochter niets leerde. In een klein dorp is zoiets al snel groot nieuws, en ik zag me al het middelpunt van verontwaardigde conversaties worden, maar ik heb er verder gelukkig nooit meer iets van gehoord.
Maanden gingen voorbij en de prepuberteit, gekenmerkt door aandacht voor het hoogst onnozele en afkeuring voor alles wat enigszins gewoon is, kreeg Tamara in haar greep. Haar schoolwerk beschouwde ze als een noodzakelijk kwaad en ze was tevreden met het minimale.
Het schooljaar werd afgesloten met een oudercontact waarbij ook twee mensen van het CLB aanwezig waren. De resultaten en vooral de toekomstmogelijkheden van elk kind werden professioneel besproken. De twee medewerkers waren jonge en sympathieke mensen en we hadden ons samen al door een tiental gesprekken geworsteld toen de ouders van Tamara aan de beurt kwamen. Voor het eerst dit schooljaar zou ik ze dus ontmoeten. Beiden kwamen binnen met het gezicht op onweer. Een goeiedag kon er nauwelijks af. Ik stak van wal met het bekijken van de resultaten, die zeer wisselend waren. Meneer Broekaf en Mevrouw Mojjer aanhoorden me zonder een krimp te geven. De communicatie bleef in één richting plaatsvinden en ik ratelde maar door, gesteund door de twee CLB’ers die op de hoogte waren van de wat scheefgetrokken relatie met mensen die ik nooit ontmoet had. Op een bepaald moment wik en weeg ik mijn woorden om duidelijk te maken dat Tamara niet echt actief is. Dan braakt de moeder haar woorden bars, haatdragend en luid uit: ‘Ge wilt dus zeggen dat mijn dochter lui is?!’. Wellicht kromp ik toen wat ineen, maar ingebonden heb ik zeker niet. Dat waren haar bewoordingen, maar de essentie was dezelfde. De vader bleef al die tijd even nors toekijken. Moeder de vrouw toonde zich na haar mini-uitbarsting weer even ontoegankelijk als voorheen. Mechanisch aanhoorden ze onze verdere uitleg en het advies van het CLB. Zonder verder nog één woord te zeggen, verlieten ze de ruimte.
Toen de deur dichtsloeg, beseften we hoe gespannen we erbij zaten. De agressie en onuitgesproken verwijten die in de lucht hingen, waren drukkend. Wapens waren net niet getrokken, maar als blikken konden doden, lagen we nu wel alledrie te creperen. We begonnen de spanning van ons af te lachen en langzaam aan beseften we hoe pijnlijk hilarisch dit oudergesprek eigenlijk geweest was. Toen de volgende moeder binnenkwam – gelukkig een zéér tof mens – moesten we even tot onszelf komen.
Tamara is nu 20. Ik heb haar nooit meer teruggezien en vraag me wel eens af of ze haar moeder geworden is. Een veredelde klapij met een ongezonde sensatiezucht en een Familie-verslaving, lomp en grof, bevooroordeeld en defensief op een verkeerde wijze, zo in te lijven bij de foute politieke partij. Aan de kassa van de supermarkt, misschien? Of heeft ze toch nog het licht gezien en schudt ze wel eens bedroefd het hoofd om zulke kleine ouders?
(lees hier een andere herinnering aan een leerling)